Een nieuwe roman van Arnon Grunberg is iets waar ik naar uitkijk. Het idee dat ik het met al zijn columns eens zou moeten zijn om plezier te kunnen halen uit zijn letterkundig werk, is aan mij niet besteed. Integendeel. Wat is er uitdagender dan een langer werk van iemand lezen, die het op de korte baan, om precies te zijn op de voorpagina van De Volkskrant, dagelijks lukt om je hartgrondig nee te laten schudden? ‘Gestolde angst’ zou ik zijn Voetnoten het liefst willen noemen, gezien zijn ogenschijnlijk diepgewortelde vrees voor alles wat volks en ongepolijst is, en zijn grenzeloze toegeeflijkheid jegens eurocraten, graaiers en durfkapitalisten, die de boel tot ziekmakende proporties flessen, maar dat doen nadat ze de regeltjes nauwkeurig hebben doorgespit.
Dat soort beschaving, hoe rot van binnen ook, kan altijd op de clementie van Grunberg rekenen; het is tenslotte beschaving, zij het in een verderfelijke vorm, die volgens Grunberg, alles afwegend, toch nog altijd ver te prefereren is boven veel andere verderfelijkheden. (In de ogen van Grunberg is democratie, me dunkt, een ternauwernood te accepteren frivoliteit.) Maar ja, hoe productief kan angst voor het volkse en ongepolijste in een echte schrijversziel wel niet zijn? Ik heb waarlijk genoten van zijn doodsbange hoofdpersonages in romans als ‘Tirza’ (Jörgen Hofmeester) en ‘Huid en haar’ (Roland Oberstein), statusbewuste breinwerkers, onvermoeibare beoefenaren van de rationalisatie, die de greep op de werkelijkheid langzaam verliezen en vluchten in de omarming van luchtkastelen. Dat het leven in de grond een tragedie is (zoals Arnon in interviews meerde malen heeft beweerd), lijkt me niet alleen volkomen juist. Als je die tragedie vervolgens smakelijk in romans weet uit te serveren, zoals Grunberg tot dusver heeft gedaan, dan is zijn proza een feestmaal en behoort hij tot ‘één van mijn beste vrienden in de boekenkast’.
Smakelijk is zijn nieuwste roman, ‘Moedervlekken’, trouwens allerminst, zeker bij aanvang. Voor het eerst had ik de grootste moeite verder te lezen in wat niet alleen een troosteloos universum lijkt, maar ook nog een universum waarin kleurrijke personages en relevante gebeurtenissen met een vergrootglas gezocht moeten worden. Het gaat niet bepaald hard, de eerste honderdvijftig pagina’s, hetgeen bijvoorbeeld aan dit citaat te merken is (p. 55): “Het bedrog is een vorm van assimilatie, hij past zich aan, maar nooit helemaal. Het dubbelleven is voor hem niet de uitzonderingstoestand, niet het gevolg van een onverwachte maar ietwat precaire samenloop van omstandigheden, het dubbelleven is de normaliteit die bestaat uit het consequent voldoen aan tegenstrijdige verlangens.” Ofwel, de psychobabbel heeft aan het begin van dit boek wel erg de overhand, staat vaart in de weg en wordt dit keer niet gecompenseerd door cynische humor of sterke oneliners. Ja, ook ik wil als beroepslezer ter beloning wel eens hondenbrokje krijgen toegeworpen.
Maar na het vlakke begin, waarin we uitgebreid kennismaken met het wankele evenwicht tussen Otto Kadoke (psychiater bij de crisisdienst), zijn hoogbejaarde moeder en een kleine stoet van bejaardenverzorgsters, werpt Grunberg me in hoofdstuk 14 voor het eerst echt iets toe, al is dat ‘iets’ nog zo schrijnend: een meisje van veertien dat net een mislukte zelfmoordpoging achter de rug heeft, geplaagd wordt door stemmen in haar hoofd, bij ontwaking te kennen geeft zo snel mogelijk alsnog te willen sterven en niet met haar vader te willen praten, die zich een deur verder zit te verbijten. Opeens krijgen de koude rillingen die bij Kadoke’s vak horen ook vat op de lezer. Grunberg loodst je hier rechtstreeks naar de hel next door. Zeker als Kadoke gedwongen wordt de geknakte vader van het meisje met wat vage beloften het bos in te sturen. Immers, alles moet van stal worden gehaald voor het hoofddoel van de crisisbeheersing! Zelfs in het bieden van valse hoop lijkt Kadoke integer, of streeft hij dat in ieder geval met hart en ziel na. Anarchistische daad
‘Moedervlekken’ is uiteindelijk een roman met twee gezichten. Is Kadoke in het eerste deel toch vooral een brave, op het oog nogal oninteressante professional, die ondanks innerlijke bezwaren tegen psychiatrische clichés, zijn diensten routinematig afdraait (een rebel in het diepst van zijn gedachten, zoals wij allemaal), in het tweede deel onderneemt hij, eigenlijk geheel onverwacht, ineens iets radicaals. Dat kust deze roman wakker! Door een zwaar suïcidegeval, genaamd Michette, niet langer in een tunnel van protocollen te laten rond dwalen, maar, bij wijze van laatst mogelijke therapie en geheel buiten het professionele circuit om, aan te stellen als de nieuwe bejaardenverzorgster van zijn moeder, promoveert hij zijn ouderlijk huis tot een privékliniek. Het is een anarchistische daad waarvan hij beseft dat het de regeltjesmaffia van het psychosociale systeem niet zal bevallen, sterker: bij ontdekking hoogstwaarschijnlijk het einde zal betekenen van zijn loopbaan. Vanaf dat moment is het spel op de wagen. Sluipt de node gemiste humor weer naar binnen. En is ‘Moedervlekken’ een supereigentijdse roman over de vraag naar de grenzen van de zorg en van de staatsmacht. Gaat zijn illegale therapie lukken? Zetten Michette en moeder Kadoke, twee hulpbehoevende wezens, de klauwen in elkaar? Of is hun wederzijdse nabijheid de gehoopte ontsnappingsroute, weg van de zelfvernietiging? Kortom, begint elke genezing, elk heilzaam effect, niet pas dáár waar de overheidsprotocollen het nakijken hebben? Een bijzonder actuele vraag.
Het zou hovaardig zijn een rijke roman als ‘Moedervlekken’ te willen samenvatten. Wie er voor mij uitspringt is de hoofdfiguur Kadoke, die ik honderdvijftig pagina’s lang, toegegeven, amper opmerkte, maar die zich uiteindelijk, mede door zijn heldendaad, in mijn geheugen heeft gegrift. Zijn eindeloze geduld en moederliefde, zijn onwrikbare plichtsbetrachting, zijn schier onmetelijke hoeveelheden begrip en empathie voor alles wat buiten de orde valt, zijn potsierlijke drang alles via taal te willen oplossen of controleren, zijn voor hemzelf onverklaarbare drang te blijven doen wat hij doet – tussen De Dood en zijn patiënten in gaan staan – terwijl dat tot een levensstijl leidt die hijzelf omschrijft als ‘niet-sterven’.
Het maakt die Kadoke tot een potentieel monument in de Europese literatuur.
‘Moedervlekken’, Arnon Grunberg, uitgeverij Lebowski, 399 pagina’s, 22,50 euro