Mark Rutte sprak maandag de europarlementariërs toe in de Ridderzaal: “I am totally against referenda. And I am totally, totally, totally against referenda on multilateral agreements, because it makes no sense.”
Met deze woorden laat de premier van Nederland zien dat de VVD wanhopig worstelt met democratische veranderingen. In dit fragment lijkt het alsof Rutte zich moet verantwoorden bij de Europese politici en probeert hij de directe invloed van burgers te bagatelliseren.
De democratie hoort in haar fundament te werken als een controlemechanisme op de bestuurlijke- en politieke elite in Nederland. De bevolking kan via het democratisch systeem de periodieke machthebbers inwisselen voor andere politici. Op deze manier blijft de democratische troon fundamenteel leeg, omdat geen enkele partij aanspraak kan maken op een permanente positie in het centrum van de macht. De politici worden verkozen, voeren naar eigen eer en geweten beleid uit (of het beleid van de partijlijn) en worden bij de volgende verkiezingen beloond of afgestraft door de bevolking.
Dit fundament lijkt echter te verdwijnen. Dit komt mede door de toenemende macht van supranationale instanties als de Europese Unie, waar de Nederlandse kiezer geen directe invloed op kan uitoefenen. Het parlement moet zich verantwoorden tegenover de Nederlandse bevolking, maar zij is niet meer de enige factor tegenover wie de politiek zich moet verantwoorden. De kredietcrisis, de eurocrisis, en de vluchtelingencrisis laten zien dat verantwoording naar de bevolking nog maar een kleine factor is in het huidige democratische bestel van Europa. Het is nu veel belangrijker geworden om als regering het te kunnen verantwoorden tegenover de Europese Unie en haar lidstaten.
Dit is voor een democratie binnen een staat de omgekeerde wereld. Het bewijs voor deze anti-democratische ontwikkeling is te vinden in dezelfde speech van Mark Rutte: “You can not as one country decide for the whole of Europe whether you want the full European Union to sign an agreement with an outside country’”.
In de huidige situatie is dit een logische uitspraak, maar in de bredere context slaat de uitspraak de plank volledig mis. Parlementariërs moeten zich afvragen of het gewenst is dat de nationale bevoegdheid om soeverein te handelen verdwijnt. Simpelweg omdat je anders ‘met anderen mee moet bewegen’. Nederland wordt gedwongen om verregaande besluiten te accepteren, want anders ‘vallen we buiten de boot’. Dit soort uitspraken zijn holle retoriek en raken niet de kern van het probleem: de verzwakte representatie van de bevolking.
Volgens Hans Wiegel is het referendum de bijl aan de wortels van de democratie. Dat hij tegen referenda is weten we al decennia, maar dat hij deze metafoor gebruikt is merkwaardig. Wanneer mensen niet zien dat tegenwoordig de parlementaire democratie in haar huidige vorm zélf de bijl is, is het voor hen goed om aandacht te besteden aan een aantal belangrijke problemen van dit systeem.
Naast het feit dat we niet alleen democratische verantwoording meer hebben af te leggen aan de Nederlandse bevolking maar ook aan de Europese Unie, is de verantwoording naar de bevolking zelf ook aan het afbrokkelen. De afgelopen jaren tonen aan dat het al lang niet meer gaat om een vierjaarlijkse stemming. Tegenwoordig wisselen de gebeurtenissen zich zo snel af dat de politiek zich gedwongen voelt om snel besluiten te nemen. Deze besluiten kunnen drastische gevolgen hebben en worden in een waan van de dag genomen.
Deze maatregelen (zoals vluchtelingenquota of het ESM) kunnen niet na vier jaar simpelweg weer worden weggestemd in algemene verkiezingen. Daarnaast is het in Nederland moeilijk voor kiezers om Europese besluiten terug te draaien, omdat het overgrote deel van de partijen er een pro-Europese standaard op nahoudt (met uitzondering van de VVD, in verkiezingstijd). Referenda dienen in dat geval als een noodzakelijk democratische rem op de waan van de dag waarin politici zich bevinden.
Bezinning en discussie zijn de fundamenten van elk referendum. Dat partijen als de VVD door referenda gedwongen worden om politieke macht af te staan en in debat te gaan met de bevolking lijkt voor hen wellicht vreemd en eng.
De VVD en andere traditionele partijen (CDA en PvdA) hebben steeds minder leden. Dit proberen deze partijen op te lossen door zich moderner te presenteren en meer aspecten dan alleen politiek aan te bieden. Deze ‘vercommercialisering’ van de politiek zorgt echter niet voor meer betrokkenheid en ook zeker niet voor meer leden. Dat kan alleen worden bereikt door eindelijk de kiezer en zijn wens voor meer directe democratie serieuzer te nemen.
Als VVD-lid merk ik dat veel VVD’ers voorstander zijn van een combinatie van representatieve democratie en directe democratie. Maar het (bijna heilige) geloof in de parlementaire democratie in zijn huidige vorm heeft desondanks zijn tijd wel gehad en de standaardargumenten van VVD-prominenten gaan niet meer op in de huidige informatiesamenleving.
Wil de VVD deze eeuw overleven dan moet de partij af van de angst voor meer directe democratie. Waarom zou de bevolking immers een partij vertrouwen als de partij de bevolking niet vertrouwt?