Wereldwijd houdt een handvol professionele proevers zich voor het onbetwistbare Wijngezag. Wijncritici, zo noemen ze zichzelf. Maar hebben ze ook ‘invloed’ op het koop- en drinkgedrag van wijnconsumenten? Dat mag geen naam hebben, hebben onderzoekers in diverse landen aangetoond.
Critici zijn er alleen voor elkaar. Gezag, daar zijn twee ‘partijen’ voor nodig. De gezaghebber en de aanvaarder. Soms wordt gezag verward met charisma. En er is ook nogal eens sprake van scherts-gezag, daar waar de uitoefenaar zich in de ogen van de geadresseerde belachelijk maakt.
Gezagscrises hebben we in polderland aan de lopende band. In alle geledingen van de samenleving. Ook in de wijnwereld doen die zich herhaaldelijk voor. Omdat wijndrinkers zichzelf in toenemende mate ‘proefgezag’ toekennen en zich niet langer door zogeheten Wijn-‘autoriteiten’ de smaakbelevingswet laten voorschrijven. Voorbeelden daarvan vernemen we niet alleen tijdens discussies bij proeverijen en binnen wijnclubs, waar het vermeende Gezag zich graag dominant manifesteert maar steeds vaker stevige tegenwind krijgt. Ook in de digi-media heeft de rebelse toon de overhand. Wijngezag? Wie matigt zich aan dat nog te bezitten?
De ‘wijncriticus’ heeft bij het ‘opvoeden’ van wijndrinkers eigenlijk al lang geen functie meer. Het woord alleen al. Wie denken die figuren wel dat ze zijn? Omdat ze zich uitsloven in zo moeilijk mogelijk taalgebruik voor eenvoudig aan te duiden karakteristieken als kwaliteit, structuur, geur, smaak en balans, hebben ze zichzelf de positie van Hogere Wijnweter toebedeeld. Vanaf hun zelf vervaardigde piëdestal geven ze wijnomschrijvingen waarmee een consument weinig kan aanvangen. Dat heeft zich inmiddels al wereldwijd vertaald in de roep: ‘Weg met de wijncriticus’.
Niemand voelt nog de behoefte te reageren op zijn wijnuitspraken omdat die lang niet altijd overeenstemmen met wat zelfs een geoefende wijnconsument ervaart. Goed, een ‘wijneducator’, ook al zo’n fraai bedacht woord in die kringen, kan een ongeschoolde proever scherper en onderscheidend laten waarnemen wat een wijn zoal te bieden heeft. Maar verder blijft de smaakervaring een strikt individuele en deels ook genetische aangelegenheid. Wie niet met een gebenedijd palatum is geboren hoeft daarom nog niet als wijnstumper te worden weggezet.
De functie van Wijngezag lijkt zich te hebben versmald. Dat is hoogstens nog gerelateerd aan (internationale) wijnconcoursen, die zich voornamelijk ontrollen binnen het machtsbereik van een rondreizend jury-circus. Concoursbedenkers benoemen daarin niet zelden bevriende netwerkers, zodat- ook al door het gebrekkige proefcommissiesysteem zelf- de uitslag verre van objectief mag heten. Dat wijnboeren hun daar verdiende gouden plakken graag vet in de publiciteit brengen, heeft alles te maken met de kassa die ook in deze tak van bedrijvigheid nooit ver te zoeken is.
Geen wonder dat jongere generaties, opgevoed in een tijd van ‘fast’ en ‘convenience’, geheel zijn los gezongen van smaken die hun voorgangers heilig hebben verklaard, de generatie die daaraan tot aan de dag van vandaag wil vasthouden.
Een sprekend voorbeeld van tanend Wijngezag heb ik kort geleden nog op een internationale wijnbeurs ervaren. Daar spraken tijdens een masterclass enkele ‘experts” zich uit tegen de kentering die ten opzichte van de ‘droge’ wijnproductie merkbaar is. Alles wat zoet is of daarnaar maar zweemt, is in hun ogen een doodzonde, behalve bij uitgesproken ‘dessertwijnen’ van TBA-allure. Met restzoet kun je wijnfouten maskeren, is hun belangrijkste argument. Ja, met hout ook, zeg ik dan.
Inmiddels hebben klimaatveranderingen eraan bijgedragen dat er vroeger dan in het stadium van opperste rijpheid moet worden geoogst, wil bijvoorbeeld een Duitse wijnboer nog een fatsoenlijke droge wijn kunnen bottelen. Bovendien neemt de vraag naar beendroog af. Is dat een doodzonde? Of illustreren die paar gram natuurlijke restsuiker (doorgaans het gevolg van hogere alcoholpercentages) een soort capitulatie voor de smaakbeleving van jongeren die beendroog hebben afgezworen?
‘Feinherb’ of ‘Fruchtbetont’, maar in geen geval ‘Off dry’, lezen we nu ook op etiketten van gereputeerde Germaanse wijnbedrijven die eerst meededen met de zoetheidsgolf, zich daarna jarenlang fanatiek vastbeten in alles wat maar droog kon zijn en dat pad sinds de eeuwwisseling langzaam maar zeker verlaten omdat smaken nu eenmaal de dynamiek van leefstijlen volgen. Wie daar geen oog voor heeft, blijft hangen in het conservatisme dat vaak met Wijngezag wordt verward.
De nieuwe generatie wijnconsumenten wisselt veelvuldig kwaliteits- en smaakervaringen uit. En in dat onderlinge digitale verkeer komt de ‘wijncriticus’ nauwelijks of niet langer aan bod. Of het zou moeten zijn dat daar zijn onwrikbare mening en vaak potsierlijk vocabulaire aan de kaak wordt gesteld. En dat Masters of Wine en andere vineuze academici hier en daar schrikken en bedenkelijk kijken als een wijn niet volstrekt droog in het glas komt, zal ze een zorg zijn.
Er is meer in het wijnleven dan door verblekend Wijngezag hoog geprezen aciditeit.