Toen ik solliciteerde bij Zaman Vandaag, een Turks-Nederlandse krant in Rotterdam, werd ik onmiddellijk herkend als autochtoon. Terecht, want mijn voorouders zijn al eeuwenlang verbonden aan dit moerassige laagland. Al woon ik mijn hele leven meer dan 100 kilometer oostwaarts in de provincie Overijssel en heb ik nimmer langer dan twee dagen achtereen in de provincie Zuid-Holland vertoefd, toch ben ik geen vreemde in Rotterdam.
Ik ben namelijk van Dietsen bloed en zoals ons oude volkslied Wien Neêrlands bloed dat zo mooi pleegt te zeggen ben ik van “vreemde smetten vrij”, al moet daar onmiddellijk bij aangetekend worden dat een groot deel van mijn voorouders zich tot het Friese volk rekende en dus de Friese taal verkoos boven het Diets. Daarbij waren mijn Friese voorouders ook nog eens katholiek, een minderheid in een minderheid in het protestantse Friesland. Zij deinsden er niet voor terug om hun taal en cultuur te vuur en te zwaard te verdedigen tegen hen die Diets spraken. Menig Hollandse kop heeft moeten rollen omdat zij het Fries niet machtig waren dankzij de Friese krijgsheer Grutte Pier (Grote Pier, vrede zij met hem).
Maar de tijden veranderen, eeuwenlange oorlogen tussen Friezen en Hollanders en katholieken en protestanten zijn vergeten en vergeven en dankzij de komst van nog vreemder volk ben ik als minderheid zelfs in de provinciën van Holland plots gepromoveerd tot de meerderheid. Ik ben de Turkse en Marokkaanse Nederlanders natuurlijk dankbaar voor het overnemen van het verdachtenbankje van Nederland, maar het voelt ook enigszins ongemakkelijk, immers zij nemen deze rol op zich zonder daarbij naar wapens te grijpen.
Eenmaal aangenomen bij Zaman Vandaag liet de hoofdredacteur zich ontvallen dat hij Turks-Nederlandse sollicitanten had afgewezen op basis van hun etniciteit. Hij moest een ‘echte Hollander’ hebben om zo de diversiteit op de redactie te kunnen waarborgen. Hier spreekt dus een positief gediscrimineerde blanke Nederlander. Positieve discriminatie gaat gepaard met een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Ik ben namelijk spreekbuis van autochtonen op een redactie die verder bestaat uit Turkse Nederlanders en een verdwaalde Marokkaanse Nederlander.
Bij redactievergaderingen word ik dikwijls aangesproken op mijn etniciteit, van mij wordt verwacht dat ik onderwerpen voor de krant aandraag die enkel en alleen ik kan aandragen vanwege mijn blanke Nederlandersperspectief. Nachtenlang heb ik peinzend wakker gelegen over de vraag wat mijn blik op de wereld anders maakt dan de blik van mijn collega’s. Had het soms te maken met het feit dat ik fietsend naar mijn werk kwam? Vanaf de fiets zie je de wereld anders dan vanuit een auto, je hebt meer contact met de echte wereld. Vliegjes kunnen bijvoorbeeld in je mond vliegen en je haardracht hangt sterk samen met de windkracht van de dag. Al fietsend naar mijn werk verzon ik verhalen voor in de krant, maar al snel bleek dit niet meer typisch autochtoons.
De eerste ochtend dat ik een collega ’s ochtends zijn fiets zag stallen was ik volledig uit het veld geslagen. Daarna heb ik een tijd demonstratief elke week een Goudse kaas gekocht en een broodtrommel meegenomen naar het werk, maar keer op keer bemerkte ik dat ik hierin niet bijzonder was. Sindsdien kon ik geen pen meer oprapen, zonder te denken: “Hoe raapt een autochtoon een pen op?”. Ik begrijp waarom nieuwe Nederlanders op televisie en in de krant zelden over iets anders praten dan hun niet-Nederlandse afkomst. Er wordt van hen verwacht dat ze over niets anders praten en zolang die verwachting vooral daar op gericht is, is het ook de belangrijkste marktwaarde die je hebt, het gevaar is dat je zo één wordt met je marktwaarde dat je blind wordt voor andere kanten van jezelf. Ik ben geen chocoladefetisjist of een sportfanaat, nee, ik ben een autochtoon en daarnaast heel misschien nog iets anders, tenminste als het binnen het kader van de autochtoon past.
Hoe rekbaar is identiteit? Als ik andere keuzes had gemaakt had ik dan een succesvolle bankovervaller kunnen worden? Zo ja, waarom ben ik nu dan geen bankovervaller? Intrinsiek draag ik die eigenschappen al met mij mee. Ik ben nu een bankovervaller die een andere keuze heeft gemaakt. En zo zijn er in onze samenleving ook cowboys die bij gebrek aan paarden en koeien in auto’s rijden. Vrijwel alle identiteitsstukjes zijn rekbaar, alleen over een paar dingen doen we moeilijk, omdat we geloven dat ze voor eeuwig zijn. Namelijk: ras, religie en geslacht. De meeste mensen kunnen of willen hun identiteit niet los zien van deze drie elementen. Dat maakt het ook zo kwetsbaar, want wie of wat ben ik als ik niet mijn geslacht, religie of ras ben? Wat is werkelijk uniek aan mij los van de kenmerken die mij in groepen indeelt? Hetgeen wat mij juist niet tot een groep laat behoren is mijns inziens veel kwetsbaarder dan datgene dat mij in groepen indeelt.
Ras, religie en geslacht is een verdedigingswal en tegelijkertijd een schietschijf voor datgene dat jou anders maakt dan al het andere. Maar niemand valt perfect samen met zijn ras, religie en geslacht, wie één van deze drie niet respecteert valt dan ook niet ras, religie of geslacht aan, maar de persoon die zich ermee heeft vereenzelvigd. Het echte kwetsbare zelf zit verscholen achter categorisaties en onderverdelingen.
Soms droom ik dat ik een zwarte moslimvrouw ben, ik denk en voel wat ik altijd denk en voel wat nooit iemand te zien krijgt.