Een echte vent slacht zelf de ongehoorzame vrouw in zijn familie.- Betsy Udink
“Wat je vaak denkt in Pakistan dat je blij bent dat je geen Pakistani bent,” schrijft Betsy Udink in haar journalistieke verslag en analyse van Pakistan Alla & Eva (2006). Maar er zijn veel Pakistani en de meerderheid daarvan heeft het slecht getroffen. Wie komt er op voor deze slachtoffers? Ik had ook als vrouw in Pakistan geboren kunnen worden, en jij ook. Niemand zou er voor kiezen om in Pakistan geboren te willen worden als je niet weet in welke positie je er terecht komt. Het is daarom dat Etienne Vermeersch in De multiculturele samenleving stelt: “Niemand heeft een ethische verplichting tot trouw aan de natie, volk, cultuur of godsdienst van de ouders […]”
Pakistan is wat wordt genoemd een failed state. De Pakistaanse staat en samenleving zijn een gefaald moreel experiment met vele slachtoffers. Udink schrijft somber: “Vooruitgang: het gebruik maken van ieders kennis en talenten en energie, vindt niet plaats in dit land van honderdvijfenveertig miljoen mensen.” Optimisme over vooruitgang van de mensheid wordt door de harde werkelijkheid onmogelijk gemaakt. Neem het land Pakistan. Na het lezen van de journalistieke analyse door Betsy Udink acht ik de kans gering dat in dat land ooit sprake zal zijn van duurzame ontwikkeling, of zelfs maar een fatsoenlijke manier van mensen om met elkaar samen te leven. De samenleving daar is vergiftigd door feodale stammencultuur en verkokerd door de islam. Pakistan is een land met vele slachtoffers. Wat mij wanhopig en boos maakt is dat al die ellende en al dat leed grotendeels voorkoombaar zou zijn als mensen zich op een andere manier zouden gedragen en als de samenleving anders was ingericht. Het gaat dan vooral om een fundamentele omslag in de mentaliteit van vooral mannen.
Pakistan is een land waar vrouwen zijn weggestopt. Ze zijn minder dan tweederangsburgers. Er is niet alleen haat en onverdraagzaamheid tegenover niet-moslims, maar ook grote onverdraagzaamheid leidend tot een spiraal van geweld van moslims onderling: de soennieten en de sjiieten kunnen elkaar niet zien of luchten. Toch had Pakistan bij de totstandkoming van de natie in 1947 een seculiere grondwet. Pakistan was geen islamitische staat, maar een seculiere staat waar moslims konden wonen, zoals de hindoes in India. Maar de islamisering is gaandeweg sterk toegenomen en Pakistan is nu, ondanks de grondwet, de facto een totalitaire islamitische staat. “Het is typerend voor het samenvallen van islam en staat dat het altijd begint met vernederen en kwellen van vrouwen en minderheden. […] Onder de wetten van de islam zijn vrouwen en minderheden niet meer dan horigen. De status van vrouwen is gereduceerd tot een allersimpelst begrip: eigendom van eerst hun vader en vervolgens hun echtgenoot.”
In de noordelijke provincie is de sharia ingevoerd, waardoor muziek, film is verboden, westerse kleding is afgeschaft en bussen moeten stoppen tijdens het gebedsuur. De islamisering uit zich onder andere in de blasfemiewetten die in de jaren 1980 werden ingevoerd. Het betreft alleen belediging aan het adres van Mohammed en diens boek en god.
Vanuit het vreedzame, tolerante en goed georganiseerde Nederland is het haast niet voor te stellen hoe ellendig het in Pakistan is. Het begint al met de infrastructuur, of beter gezegd het gebrek eraan. Overal vuil en stank, ook op de prachtige stranden. De politie is niet alleen corrupt maar maakt zich schuldig aan marteling, verkrachtingen en afpersing. De politie is in Pakistan niet je beste vriend.
Udink bezoekt een vrouwengevangenis. In die gevangenis zitten geen criminelen maar vrouwen die door hun man zijn beschuldigd van overspel of die door mannen werden geprostitueerd of gebruikt werden als drugskoerier. “De aanklacht tegen zeventig van de achtenzeventig vrouwen in de volgepakte barak in Peshawar luidt: zina, overspel of zedeloos gedrag. De beschuldiging is in de meerderheid van de gevallen ingediend door vaders of echtgenoten.”
Udink houdt een knipselmap bij van gevallen van “eremoorden” of karo kari. Het gaat hier niet om incidenten maar om massaal en bruut geweld tegen vrouwen. “Voor een eremoord huur je niemand in, de familie doet het zelf. De familie is tegelijk aanklager, rechter en beul. In feite valt eremoord onder de georganiseerde misdaad want degene die de moord pleegt doet dit altijd met de steun van en in overleg met anderen. Het zijn altijd de mannelijke bloedverwanten die zich als beul aanbieden en de straf voltrekken.”
“Straf voor kari’s houdt de wind eronder bij de rest van de vrouwen, het maakt dat ze permanent in angst leven. Het is een terreurbewind van mannen.” “Voor ons is een verdachtmaking al genoeg. Het is een schending van onze eer.” Een Pakistaanse minister merkt in de krant op: “Karo kari is een goede traditie van ons land en het lost snel maatschappelijke spanningen op.” Een collegaminister, de minister van Veehouderij en Visserij, die zelf een feodale landheer is merkt op:
Als een man zijn vrouw, zijn moeder, zijn zus of zijn dochter in een compromitterende situatie met een andere man ziet, dan verliest hij zijn verstand en doodt hij haar. Zelfs in de Koran staat dat als een vrouw overspel pleegt en vier mannen zijn daar getuige van, ze gestenigd moet worden tot ze dood neervalt. Karo kari op zich wordt niet door de islam goedgekeurd, maar welke man kan zich in ’s hemelsnaam zijn verstand bij elkaar houden als zijn vrouw iets doet met een andere man? Als je zoiets hebt gehoord of gezien dan word je toch knettergek? Zelfs in de dierenwereld kunnen de mannetjes het niet hebben dat hun vrouwtje door een ander wordt afgepakt.
Udink bezoekt een congres van wat zij noemt de funda-elite die ze ook kenschetst als “letterknechten”. Kausar Ferdoz, de enige vrouwelijke senator van de grootste fundamentalistische partij in Pakistan, merkt op: “We zitten midden in een culturele oorlog. Westerse landen hebben voortdurend kritiek op de rechten die de islam vrouwen heeft geschonken. Het enige wat ze willen is onze beschaving kapotmaken.” Dat is in mijn ogen een correcte analyse. De Pakistaanse “beschaving” is geen beschaving, maar barbarij.
Udink maakt een opvallende analyse van de politieke islam die qua politiek totaal verschilt van de (westerse) politieke ideologieën in een gebrek aan visie op beleid. De politieke islam een bekrompen kokervisie op de wereld die de samenleving in een dwangbuis van de sharia wil forceren:
Het bijzondere kenmerk van de politieke islam is de totale afwezigheid van een economisch of sociaal beleid. Nog nooit heb ik islamitische fundamentalisten oplossingen horen aandragen voor milieuvervuiling, rechteloosheid, voor de achterlijkheid en uitbuiting die het gevolg zijn van feodalisme en corruptie, voor besmettelijke ziektes die de wereld teisteren of voor gigantische verschillen in rijkdom. Als ze er al eens iets over zeggen, dan is het dat het Westen, de joden en de hindoes de schuldigen zijn en de uitbuiters en dat de moslims slachtoffer zijn van duivelse samenzweringen In het zich afzetten tegen de ander, vooral tegen het Westen, vinden de islamisten hun identiteit: de superieure islam tegenover het inferieure Westen.
Sayyid Abu’l Mawdudi (1903-1979) geldt als een vooraanstaand ideoloog van de Pakistaanse moslimfundamentalisten. Volgens hem wordt het kwaad uit het Westen verspreid en het kwaad is volgens hem: vrouwenemancipatie. Mawdudi had een panacee voor alle problemen in de wereld: de “volledige onderwerping, overgave en gehoorzaamheid aan Allah.” Volgens hem ondergraaft vrouwenemancipatie de gehele islamitische cultuur en daar zou hij best eens gelijk in kunnen hebben. “De Koran en de hadith, en in hun kielzog de funda’s, zijn in verbluffende mate geobsedeerd door vrouwen en relaties tussen mannen en vrouwen. De gebruiksaanwijzingen voor orthodoxe en fundamentalistische moslims hebben over elk detail van een vrouwenleven wat te zeggen: over hoe een bad te nemen, nagels te knippen, haren te knippen, niet de kleren van het lijf te scheuren of te jammeren wanneer een naaste overlijdt, niet te bidden in de moskee, en wat te doen bij menstruatie.” Het is daarom dat het scheiden der seksen de hoogste prioriteit heeft van islamisten.
De culturele kloof tussen het vrije en het onvrije wereldbeeld komt tot uiting wanneer Udink leest in fundamentalistische lectuur over vrouwen:
De recalcitrante vrouwen, vrouwen die hun eigen leven willen inrichten, vrouwen die trouwen met wie ze willen of die zelfs helemaal niet willen trouwen en vrouwen die carrière willen maken. In feite is het de omschrijving van mijn eigen dochters, alleen noem ik hen onafhankelijke, vrije, jonge vrouwen met een sterke eigen wil en eigen opinie, jonge vrouwen die hun eigen levenspad uitstippelen, die voor niets en niemand onderdoen en voor wie de hele wereld open ligt. Jonge vrouwen die aan geen enkele beperking zijn onderworpen.
En, zo had Udink eraan toe kunnen voegen, een vader die nimmer zijn dochters zal vermoorden, ook niet als ze (seksuele) relaties zou hebben die hij persoonlijk zou afkeuren. De eer van de vader is niet afhankelijk van het gedrag van de dochters, of zijn vrouw.
Udink citeert Wahiduddin Khan in zijn boek Women between Islam and Western Society (2000):
Het is een natuurwet dat een man die bevolen is om zijn gezin te onderhouden door zijn vrouw wordt gehoorzaamd. Een vrouw heeft het recht om het soms met hem oneens te zijn en hem advies te geven. Maar als de man eenmaal een besluit heeft genomen is het haar plicht om zich neer te leggen bij zijn beslissing en hem trouw te volgen. Een man heeft meer ervaring met de buitenwereld en is daardoor bedrevener dan een vrouw. Zijn manier van denken is realistischer. De manier van denken van een vrouw daarentegen valt op door haar emoties. Dit heeft ze nu eenmaal van de natuur meegekregen en zolang haar leven zich in huis afspeelt zijn haar beperkingen en emoties niet iets wat haar onvolkomen maakt. Een vrouw moet er zich echter wel goed van bewust zijn dat ze van nature bepaalde gebreken heeft. Goed, ze mag haar man soms raad geven, maar op haar strepen staan is absoluut onfatsoenlijk.
Udink verbaast zich erover dat de schuld voor de ellendige toestand in Pakistan altijd extern wordt gezocht: “Die problemen zijn niet de schuld van aartsvijand India of van het Westen, zij zijn de schuld van Pakistaanse reactionairen, profiteurs, uitzuigers en despoten. De staat van ernstige verwaarlozing waarin het land zich bevindt is een gevolg van hun egocentrisme, van uitbuiting van eigen mensen, en van de grenzeloze arrogantie.” “Geen mens in deze dorpen kan zijn leven naar zijn eigen wensen inrichten. Vrouwen en mannen zitten vast in hun angsten en in de onveranderlijke regels van de tradities en van de godsdienst.”