Kijk, een vrolijk fladderende universitair docente ‘comparatieve godsdienstwijsbegeerte’ aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, met een blinde vlek voor de islam en een zwak voor onwetenschappelijke zweefteverij. Twee kenmerken die je wel vaker in combinatie met elkaar aantreft, maar zelden in zo’n naïef-kinderlijke vorm als waarvan deze dame blijk geeft. Nou ja, alles beter dan de onontwarbare taalknopen die Simone van Saarloos wekelijks te berde brengt. Daar kan zelfs de meest obscure alchimist uit de school van Christian Rozenkreutz geen chocola van maken. Maar goed. Terzake.
Meet Annewieke Vroom. Annewieke (groene thee, lekker genieten) hield onlangs een pleidooi voor ‘een beetje zachtheid’ in de dialoog tussen met name moslims en niet-moslims, om in dezelfde adem te wijzen op ‘onbegrip over de islam’ bij seculier georiënteerde studenten.
“Een tijdje geleden merkte ik tijdens een college dat er een kloof was tussen islamitische studenten, en studenten die voorstander van seculiere wetenschap waren. De aanleiding was het zinnetje ‘vrede zij met hem’ dat islamitische studenten in hun papers toevoegden als ze naar de profeet Mohammed verwezen. Sommige anderen ergerden zich hieraan, ze vonden de toevoeging niet wetenschappelijk.”
Hoezo ‘voorstanders van seculiere wetenschap’ trouwens? Wetenschap is per definitie seculier. Is zij dat niet, dan is zij geen wetenschap.
Als een of andere verongelijkte dramimam hier nu schande van sprak, was het nog tot daaraan toe. Maar neen: hier spreekt iemand waarvan in alle redelijkheid mag worden verwacht elk (bij)geloof buiten de collegezaal te houden. Als universitair docente van dienst is Vroom de eerste die zich zou moeten ergeren aan de ongepaste ‘vrede-zij-met-hem’-toevoeging in daar vervaardigde proefschriften, aangezien zij mede richting geeft aan de toekomst van studenten die later voor het overgrote deel in het westen aan de bak moeten.
In een dappere poging om het ‘onbegrip’ van de meer seculiergezinden in de collegezaal weg te nemen, besloot Vroom naar eigen zeggen tot een dialoog tussen islamitische en niet-islamitische studenten. De kans dat mevrouw daarmee de laatste en finale openbaring van God aan de mensen van richting kan doen veranderen is klein, om niet te zeggen verwaarloosbaar, maar goed: wie niet waagt wie niet wint. Toch?
“Omdat de discussie weinig resultaat opleverde heb ik een dialoog voorgesteld. Studenten van verschillende achtergronden moesten een uurtje samen zitten en elkaar diepgaand interviewen. Daarna bespraken we een vergelijkbare kwestie, waarbij ze de ander speelden. Er was nu veel meer begrip.”
Chapeau! Knappe kop die het voor elkaar krijgt om in een soort veredelde breakfast club-setting een bres te slaan in plusminus 1500 jaar mensvijandigheid die bovendien dicteert dat het niet aan de mens gegeven is om Allah’s decreten ter discussie te stellen of ‘in de context te plaatsen’, zoals vrijgeesten als mevrouw Vroom je graag doen laten geloven. Het is bijna aandoenlijk, de poging om de goddeloze westerse wetenschap boven de islamitische geleerden te stellen- je weet wel, diezelfde ‘geleerden’ die bij gelegenheid oproepen tot het verticaal van een rots afwerpen van sodomieten en ander goddeloos gespuis.
“Wat bleek, voor de niet-moslims zaten er allerlei vooroordelen aan dat ene zinnetje gekleefd: radicaal en conservatief. Ze ontdekten dat hun islamitische medestudenten ook kritisch en rationeel konden zijn. Voor hen was de zin ‘vrede zij met hem’ een traditioneel teken van respect. De moslims realiseerden zich op hun beurt dat het geen onwil was van de ‘seculiere’ studenten, maar onbegrip.”
Niks aan de hand dus. De niet-moslims hadden het gewoon niet goed begrepen, hadden last van ‘vooroordelen’. Gelukkig vatten de studenten van de islamitische persuasie dit niet op als gebrek aan respect (*zweet van voorhoofd veegt*) en leefden ze allemaal, religieus en seculier, nog lang en gelukkig in de universitaire inclusiviteitsscocon die mevrouw Vroom om haar colleges heeft gesponnen.
“Als docent en onderzoeker ben ik veel met de islam bezig. Het onderwerp is vaak zo verhit. Moslimstudenten worden er gek van dat het steeds weer over conflicten en bommen gaat.”
Als moslimstudenten er al gek van worden, moet je voorstellen hoe gek de dagelijkse slachtoffers van deze vlotgeïmporteerde achterlijkheid worden! Maar daar heeft mevrouw Vroom geen last van. Zij heeft hele andere ervaringen met de islam in de dagelijkse praktijk:
“Elke vrijdag zie ik mensen op leeftijd met een rustig gangetje er naartoe lopen. Dat is zo’n zachtaardig beeld van wat islam ook is. Het ontroert me. Dat ze dat nog doen in deze tijd, bij elkaar komen en troost zoeken bij God. Natuurlijk kun je zeggen: Ja maar je weet niet wat ze horen in die moskee, vast anti-westerse retoriek. Je moet het ene niet wegstrepen tegen het andere. Het punt waar ik me mee kan verbinden, is die zoektocht naar rust, een bestemming, betekenis.”
Bestemming, betekenis, rust! Woorden die niet zouden misstaan op de toegangspoort van een Hare Krishna-commune, maar die tot elke prijs buiten de muren van leerinstellingen moeten worden gehouden. Maar daar verraadt de zachte heelmeester zich alweer, zoals toen zij op de vraag hoe je meer zachtheid bewerkstelligt antwoordde:
“Door een basishouding van samen. Medemenselijkheid noemen ze dat in de Chinese filosofie.”
Nadat het oosters passiviteitsdenken eenmaal is geïntroduceerd, is het bruggetje naar socialistische heilstaatdenken snel geslagen. Hop, hop!
“Het is volgens mij de kunst om toch een beetje zacht naar jezelf en elkaar te blijven. Daarvoor moet er uitzicht zijn op een toekomst, op een passende baan, op kansen. Het vertrouwen dat je in deze samenleving je weg of je plek wel gaat vinden, ook zonder ellebogenwerk. Dat als je de eigen krachten inzet dat het dan ook wel goed zal komen.”
Daar is ie dan eindelijk, de verondersteld ideale wereld waarin niet genoeg rubberen tegels kunnen worden aangelegd om de kans op kwetsuren tot een minimum te beperken; een li-la-lollyland waar de limonade uit de kranen stroomt en men in volstrekte gelijkwaardigheid bellen blaast voor een meer inclusieve samenleving.
Maar in alle ernst: deze vrouw zou haar onderwijsbevoegdheid toch gewoon ontnomen moeten worden, al was het maar vanwege het welbewust introduceren en tolereren van de vroege middeleeuwen in een wetenschappelijke, of als wetenschappelijk vermomde leeromgeving. Waar iedere academicus zich op zou moeten toeleggen in dit verband is niet ‘de kunst om toch een beetje zacht naar jezelf en elkaar te blijven’, maar om de achterlijkheid los te weken van de moderne wereld zodat er, zeg maar, wetenschap kan worden bedreven zonder vroegmiddeleeuwse bemoeienissen.