Het recenseren van dichters bij wie je wel eens over de vloer bent geweest en die je op regelmatige basis spreekt om het leven en de literatuur, al is het zijdelings, door te nemen – het zou verboden moeten worden! Toch zie ik geen reden de nieuwe bundel van Daniël Dee (voormalig stadsdichter van Rotterdam), getiteld ‘Mond vol demonen’, op die grond te mijden, zeker niet als de eerste zin zoveel openhartigheid bevat omtrent de relatie tussen ondergetekende en de auteur. Een andere reden om Dee te mijden, zou kunnen zijn dat hij zich amper vernieuwt en in elke bundel woorden geeft aan ongeveer hetzelfde naar somberheid en nihilisme neigende levensgevoel. Maar ook dat argument negeer ik, want binnen dat levensgevoel is Dee mijns inziens wel degelijk in staat om met een keukenmesje telkens weer nieuwe, fraaie gedichten van de bodem van zijn ziel te schrapen.
Bovendien valt er bij Dee, te midden van alle somberte, na goed zoeken altijd wel iets troostrijks te scoren, zoals in het gedicht ‘Magie van de taal’, dat bijna programmatisch lijkt voor zijn dichterschap (p. 9).
ondergronds heb je geen stem/ de aardworm kan niets veranderen / aan wat hem overkomt / eten of gegeten worden dat is het // hij is niet in staat zijn toekomst / positief te beïnvloeden / nooit zal hij de schoonheid bezingen / van een vrouw of verhalen / over zijn tomeloze ambities // ondergronds is de weg / die ieder van ons zal gaan // maar tot die tijd / maak ik van lood goud / van water vuur / van woorden zang / heb ik de toekomst
Kortom, de nederlaag is een gegeven, de aftakeling een onomstotelijk feit, de ondergang een niet weg te redeneren zekerheid, maar zolang je de taal nog tot je beschikking hebt, is er de mogelijkheid te ontsnappen, te verfraaien, te zingen. Ik weet niet waarom ik dit gedicht zo nodig moet parafraseren. Misschien om aan te geven dat de poëzie van Dee, althans in mijn visie, om kale levenswetten draait. En dat Dee die levenswetten altijd in het vizier blijft houden, wat iets eentonigs heeft, maar er ook voor zorgt, ik zeg het voorzichtig, dat zijn gedichten regelmatig een gooi naar ‘eeuwigheidswaarde’ doen. Bijvoorbeeld in het schitterende ‘Stel je voor dat je jezelf tegen zou komen’ (p. 65)
Weg met die dromen waarvan je nu weet dat ze toch niet meer uitkomen. / Weg met dat verlangen dat door ouderdom zinloos is om naar te verlangen. // De jongen en de man die hij is geworden / een versteend moment in de tijd / samen op een niet nader omschreven plaats in de buitenlucht. // De jongen kijkt naar de wereld en begrijpt er helemaal niets van. / De man die hij is volgt zijn blik en begrijpt er evenmin iets van, / niets wijzer geworden. Er wordt niet gelachen. // Al die tussenliggende jaren hebben niets geholpen. / Er is geen tijd meer om het anders te doen, om het over te doen. / Er zijn nooit mensen geweest die van je houden zoals het hoort.
Met een dikte van 86 pagina’s is ‘Mond vol demonen’ voor een poëziebundel best lijvig te noemen. En het verbaasd op zich niet dat niet in alle gedichten die starre blik op de kale levenswetten even strak en doelgericht is. Soms maakt Dee een uitstapje naar de humor, zij het van de zwarte soort. En een doodenkele keer eindigt hij met een soort uitsmijter, als een cabaretier die de lach zoekt. Eén van Dee’s favoriete onderwerpen om de draak mee te steken (ik doe het zelf ook graag), is het moderne leven in zijn gedaante van overvolle agenda’s en opgeschroefde verwachtingen. In dat genre vind ik het gedicht op pagina 22 een pareltje:
dat je niet met mij / voor slechts een semester / naar het seksinternaat / ’s werelds eerste seksschool wil / waar lessen worden gegeven / in standjes streeltechnieken / en de anatomie / van mannen en vrouwen / en waar het huiswerk / ’s nachts wordt gemaakt / want men slaapt er intern / op gemengde zalen / de opleiding is natuurlijk / praktijkgericht – natuurlijk is naakt – / of sowieso het bed met mij wenst te delen / dan wel aan mijn allesoverheersende / verlangens tegemoet wil komen / maakt het plannen van mijn dag moeilijk
Daniël Dee is een dichter waarvan ik nu al kan zeggen dat ik hem, wanneer ik tijd van leven heb, tot zijn onverhoopte zwanenzang zal blijven volgen. Zijn gedichten zijn telkens weer prikkelende uitingen van een ingebakken somberte, die via de charmes van de taal uit het eigen moeras klautert om uiteindelijk in even zwartgallige als troostrijke gedichten op papier te komen bovendrijven.
Aan existentieel mokkende dichters als Dee wil ik verslaafd raken, als aan een goed merk whisky.
‘Mond vol demonen’, Daniël Dee, Uitgeverij Passage, 86 pagina’s, 19,90 euro