Opinie

De mythe van ‘islamofobie’

30-07-2016 14:32

“Islamofobie is antisemitisme 2.0”, schrijft Abou Jahjah in een warrig en met aannames doorspekt opinieartikel in de NRC op 26 juli. Dat mag Abou Jahjah natuurlijk vinden, we leven immers in een vrije samenleving en daarin mag iedereen een mening hebben.

Jahjah gaat daarbij – helaas zoals zovelen – voorbij aan het feit dat islamofobie zowel semantisch als feitelijk bekeken eigenlijk een non-woord is, dat voortvloeit uit een combinatie van politieke correctheid en intellectuele luiheid. Laten we islamofobie daarom eens nader bekijken, waarbij vanzelfsprekend vooropgesteld is dat in diezelfde vrije samenleving elke vorm van (religieuze) discriminatie bestreden dient te worden. Dat is één van de kernwaarden van onze op recht en gelijkheid gestoelde democratieën en daar dient niet aan getornd te worden.

Ideeën hebben geen rechten, mensen hebben rechten

Islam, zoals elke religie, belichaamt een idee. En elk idee – met name ideeën die misogynie, homofobie en antisemitisme promoten – kan bekritiseert worden in wat we het ‘publieke debat’ noemen, door het gebruik van ‘vrijheid van meningsuiting’. In een functionerende democratie hebben ideeën geen rechten. Mensen hebben rechten. Daarmee wordt dan ook direct het essentiële verschil tussen islamofobie en antisemitisme duidelijk: het eerste gaat om een set van ideeën (islam), het tweede om een volk (Joden).

Het is tevens vreemd om kritiek op één set van ideeën als een ‘fobie’ te betitelen, alsof zij een status aparte hebben in het brede speelveld van ideeën die in een vrije samenleving de revue passeren. Spreken we ook van Christendomfobie? Democratiefobie? Boeddistofobie? Waren de mensen die agiteerden tegen het gevaar van het communisme Communistofobisch? Nee, dat is het niet het geval. Het non-woord islamofobie lijkt er dus met name op gericht om hen die (rechtmatige) kritiek uiten op het idee de mond te snoeren.

Wie dat geen overtuigend argument vindt, kan een blik werpen op de semantische betekenis van islamofobie. ‘Fobie’ is afgeleid van het oude Griekse woord phobios, wat een ‘irrationele angst van iets’ betekent. Gezien de steeds zichtbaarder wordende moeizame co-existentie tussen het op liberale waarden gebaseerde systeem van de Westerse samenleving enerzijds en Islamitisch gedachtengoed anderzijds, kan de vraag gesteld worden of het zo onredelijk is dat de gemiddelde burger het idee islam met enige terughoudendheid benadert. De weerstand onder een substantieel deel van de islamitische bevolking in Europa tegen Westerse kernwaarden – gelijkheid van mannen en vrouwen, gelijke rechten voor homo’s en lesbiennes, vrijheid van meningsuiting – rechtvaardigt vormen van kritiek op de islam. Dat is geen irrationele angst.

Ontkenning realiteit en subjectiviteit

Daarbij komt dat de realiteit te vaak wordt ontkend. Zij die geweld plegen in de naam van islam zouden geen echte moslims zijn en het koppelen van hun daden aan de islam zou islamofobisch zijn. Dat is een onzinnig en naïef argument. Zoals Jerry Coyne ooit aangaf: als de Islamitische Staat niet islamitisch is, dan was de Inquisitie niet katholiek. De eerste stap in het oplossen van een probleem is erkennen dat er een probleem is: er zijn moslims die moorden in de naam van islam, zoals er ook nog Christenen zijn die moorden in de naam van het Christendom. Dat beestje mag best bij de naam genoemd worden. En ook dat is geen islamofobie.

Het non-woord islamofobie is tevens uitermate subjectief. Zonder een duidelijke definitie is feitelijk elke vorm van kritiek op de Islam islamofobisch. Dit leidt tot het afkappen van een relevant debat en het beschermen van een idee tegen kritiek, wat het direct tegenovergestelde is van wat de Westerse samenleving nodig heeft. Zij die alsnog op beschaafde wijze legitieme kritiek uiten krijgen vervolgens een set aan onjuiste en makkelijk weerlegbare kwalificaties over zich heen: het zijn racisten (terwijl islam helemaal geen ras is) of rechts-populisten (terwijl de discussie niets van doen heeft met links of rechts, maar juist temeer met het stimuleren van oprechte hervorming binnen de islam en het verdedigen van liberale Westerse waarden).

De term ‘moslimfobie’ zou daarom meer correct zijn: uiteraard zou discriminatie tegen een persoon omdat deze moslim is niet getolereerd moeten worden (vergelijk met homofobie). Maar ook hier komen dan weer andere religies om de hoek kijken: gaan we christenfobie en boeddistofobie ook een plaatsje geven? De lijst zal oneindig worden. Wellicht is het toepassen van de bestaande wetgeving (Wetboek van Strafrecht, artikel 429quater), die genoeg ruimte biedt om personen die op religieuze gronden discrimineren te vervolgen, een betere – en vooral simpelere – oplossing. Religieuze discriminatie is immers religieuze discriminatie – of het slachtoffer nu moslim, joods, christelijk of boeddhistisch is.

Vrijheid van meningsuiting

Tenslotte heeft het gebruik van het non-woord islamofobie een gevaarlijk en desastreus effect op vrijheid van meningsuiting. Wat blijft er over van vrijheid van meningsuiting – wat het recht om te bekritiseren omvat – als we juridische of semantische constructies gaan bouwen die ideeën beschermen tegen kritiek? Is dat het esprit de corps van onze Westerse Verlichting? Voltaire draait zich om in zijn graf en John Stuart Mill ook.

Ter conclusie: te vaak wordt er geen onderscheid gemaakt tussen ‘discriminatie’ (objectief meetbaar door feiten en toepassing van wetgeving) en ‘beledigd zijn door kritiek’ (een bijzonder subjectieve en niet-meetbare perceptie). Door het laatste gelijk te stellen aan het eerste, en het non-woord islamofobie tracht dit bij uitstek te doen, lopen we een groot risico het vrije woord en het vrije debat te smoren. En waar vrijheid van meningsuiting verliest, daar juicht de tirannie.