De centrale banken hebben een doorslaggevende rol gespeeld in het stabiliseren van de financiële crisis in 2008. Daarbij namen ze hoe toevlucht tot onconventionele maatregelen. Een daarvan is de zogenaamde nulrentepolitiek, die geëvolueerd is naar een beleid van negatieve rente. Die strategie heeft echter bijzonder nefaste gevolgen voor het functioneren van het financieel-economisch systeem.
Waarom drukken de centrale bankiers de rentestanden naar beneden? Lage renteniveaus laten bedrijven en gezinnen toe om goedkoop te lenen. Daardoor wordt zowel de productie als de consumptie ondersteund en dus ook de economische groei. De monetaire beleidsmakers hopen tevens dat hun rentepolitiek de inflatie aanwakkert om de globale schuldenberg te doen inkrimpen of minstens beheersbaar te houden. De Zweedse nationale bank was in 2009 de eerste om negatieve rente te introduceren. Maar ook Zwitserland, Japan en de Europese Centrale bank (ECB) hanteren momenteel deze aanpak.
De wereldeconomie zit vast in een zogenaamde liquiditeitsval: zowel bedrijfsinvesteringen als consumptie reageren onvoldoende op de extreem lage rente. De centrale banken trachten dus de commerciële banken te forceren om geld uit te lenen terwijl er duidelijk weinig kredietvraag is.
Banken die geen nieuwe leningen verschaffen worden gestraft. Zo past de ECB een boeterente van min 0,4 procent toe op bankdeposito’s die haar vanwege commerciële banken worden toevertrouwd, om te vermijden dat dit gecreëerde geld gewoon bij haar wordt gestald.
Het gevolg van deze politiek is dat leningen worden toegekend aan ontleners die feitelijk insolvabel zijn. Het verkeerd investeren wordt gestimuleerd. Typisch voorbeeld hiervan is China, het land van de spooksteden, spookappartementen en spookvliegvelden. Zombiebedrijven, die onder normale omstandigheden failliet zouden gaan, blijven nu in leven.
De wereldeconomie gaat niet alleen gebukt onder een enorme schuldenlast, het centralebankenbeleid heeft ook gezorgd voor een nooit eerder in de geschiedenis voorgekomen hoeveelheid verkeerd georiënteerde investeringen.
Ieder bedrijf dat wenst uit te breiden, wordt geconfronteerd met de volgende keuze: werkkrachten aanwerven of investeren in kapitaalgoederen (machines, robottechnologie, ICT, etcetera.). Het management zal de neiging hebben om te kiezen voor datgene wat het minste kost. Des te duurder een nieuwe machine of technologie kost, des te attractiever het wordt om mensen aan te werven en vice versa. Natuurlijk is de keuze niet altijd zo eenduidig, maar we stellen de situatie even zodanig scherp dat de lezer een goed beeld krijgt van hetgeen er speelt.
Omwille van het feit dat de meeste bedrijven lenen om machines (werkinstrumenten) te kopen, vormt de maandelijkse aflossing de meest onmiddellijke kost van een machine. Als de intrestvoet daalt, gaat de maandelijkse aflossing ook mee naar beneden. Wat de ondernemer zal doen besluiten om te investeren in machines in plaats van in personeel. Of om zijn bedrijf te verplaatsen naar een lageloonland. Deze situatie is dus ongunstig voor de lokale werkgelegenheid en voor de werknemerslonen. De monetaire politiek van de centrale banken veroorzaakt dus ook een hoop pijn voor werknemers.
Een van de redenen waarom de rentestanden naar beneden worden gemanipuleerd en kunstmatig laag worden gehouden, is om overheden te helpen hun grote schuldenlast draaglijk te houden. Het onwaarschijnlijke feit dat we vandaag vaststellen, is dat verschillende regeringen overheidsobligaties uitgeven met negatieve rentevoeten…terwijl vele van deze overheden feitelijk bankroet zijn.
Negatieve rente of negatieve opbrengst betekent dat een investeerder die geld leent aan de overheid MINDER geld zal terugkrijgen dan zijn originele inleg (bijvoorbeeld 99 procent in plaats van 100 procent) als de obligatie afloopt. Met andere woorden: de overheid wordt betaald om geld uit te lenen en financiert zich momenteel, dankzij het beleid van de centrale banken, zeer goedkoop.
Vandaag staat een bedrag van 13.000 miljard dollar van voornamelijk staatspapier (het wereldBBP bedraagt zo’n 78.000 miljard dollar) met negatieve rentevoet genoteerd. De snelheid waarmee deze bubbel groeit is zonder meer zorgwekkend: in januari van dit jaar bedroeg de hoeveelheid negatief noterende staatsobligaties 5.500 miljard, in februari 7.000 en in mei 9.900 miljard dollar.
Bij heel lage rentevoeten wordt het voor de banken steeds moeilijker om een behoorlijke rentemarge (het verschil tussen de ontvangen rente op kredieten en de betaalde rente op deposito’s) te realiseren, winst te maken en kapitaalbuffers op te bouwen. Tot nu toe zijn er nog mogelijkheden om voor banken wat te verdienen op andere gebieden. Interessante vraag: is dat genoeg om de verliezen op negatieve rente goed te maken en hoe lang kan dat duren ?
Ook de pensioenfondsen en de verzekeraars die rendement moeten halen op overheidsobligaties en andere schuldpapieren zijn de dupe. Die worden nu gedwongen om te speculeren in riskante activa. Het risico is reëel dat verschillende van deze entiteiten op een gegeven moment niet meer aan hun verplichtingen zullen kunnen voldoen.
Er is geen enkele bank, verzekeringsbedrijf of pensioenfonds die op de duur overeind kan blijven bij negatieve rente. Positieve interest is namelijk de basis van hun verdienmodel. Negatief rendement en negatieve rentestanden leiden onvermijdelijk tot het faillissement van het gehele financiële systeem.
In essentie is de nulrentepolitiek een oorlog tegen de spaarders. De Zwitserse verzekeraar Swiss Re deed onderzoek naar de situatie in de Verenigde Staten en concludeerde dat Amerikaanse spaarders tussen 2008 en 2013 ongeveer 470 miljard dollar aan rente zijn misgelopen. Een enorm verlies aan koopkracht.
De economische basiswet om welvaart te scheppen is uiterst simpel: produceer meer dan u consumeert. In het financieel-economisch systeem bestaan hiertoe twee mogelijkheden: u levert arbeid, al dan niet in dienstverband, of u laat uw kapitaal werken om van de opbrengst te kunnen leven. De huidige monetaire politiek van dalende – en negatieve rentevoeten ondergraaft echter volkomen die economische grondwet.
Gepensioneerden die, in mindere of meerdere mate, moeten leven van de steeds afnemende rente op hun spaargeld, worden gedwongen om uiteindelijk de hoofdsom op te eten/aan te tasten. Dit fenomeen wordt de euthanasie van de rentenier genoemd.
Consumptie (van kapitaal) zonder productie is op lange termijn onhoudbaar. Een samenleving die haar voorheen geaccumuleerd kapitaal opsoupeert, kan uiteindelijk niet overleven.
Een andere doelstelling van de centrale banken loopt eveneens in het honderd. De redenering van de beleidsbepalers was en is : naarmate de rente daalt, stimuleert dit niet alleen de opname van krediet maar doet dit ook de activaprijzen (aandelen, obligaties, vastgoed) stijgen en ontstaat er zowel bij bedrijven als gezinnen een positief welvaartsgevoel. Wat op zijn beurt hun uitgavenpatroon – en dus de economische groei – gunstig beïnvloedt.
Spaarders en beleggers, die nog enig rendement willen behalen, hebben inderdaad geen andere keuze dan over te schakelen naar aandelen, obligaties en vastgoed. Met als gevolg dat men in deze activaklassen grote zeepbellen kan waarnemen. Speculatie is de beste manier geworden om winst te behalen. Nulrente maakt het aantrekkelijk om op activaprijzen te speculeren en is niets anders dan een transfer van spaarders naar speculanten.
Stijgende activaprijzen zijn echter schijnwelvaart. De financiële geschiedenis bewijst ten overvloede dat stijgende markten en stijgende prijzen niet blijven duren. In die zin was het debacle van 2008 een ernstige waarschuwing, die tot op vandaag nog altijd niet goed wordt begrepen. Echte winst ontstaat namelijk alleen uit goed georiënteerde investeringen en productie, niet uit consumptie.
Het onvermijdelijke toekomstige uiteenklappen van voornoemde zeepbellen zal een enorm waardeverlies met zich brengen.
Spaarders verliezen koopkracht, terwijl diegenen die schulden aangaan van een gedeeltelijke schuldenkwijtschelding kunnen genieten. Want onder een regime van negatieve rente betalen schuldenaren hun lening terug met minder geld (uitgedrukt in koopkracht) dan ze oorspronkelijk ontleenden. Wie profiteert hiervan het meest? Zeker huizenkopers, maar nog meer de grote schuldenaren zoals overheden. Samen met multinationals en grootbanken kunnen zij zich momenteel zeer goedkoop financieren.
Het losse geldbeleid van de globale banken stuwt ook de prijzen van activa hoger. Echter, om hiervan te kunnen profiteren moet men natuurlijk in die activa kunnen investeren. Wat gewoonlijk meer het geval zal zijn voor ouderen, terwijl het meestal de jongeren zijn die aankijken tegen bijvoorbeeld hoge huizenprijzen. De nationale bankiers verbreden op die wijze niet alleen de kloof tussen rijken en niet-rijken, ze brengen ook een vermogenstransfer over de generaties heen op gang.
Rente, de prijs van het geld, is de basis van elke economische berekening en kan niet anders dan positief zijn. Het langdurig naar beneden manipuleren – en dus vervalsen – van de basismaatstaf van het financieel-economisch systeem is zeer ernstig en leidt tot een reeks welvaartvernietigende scheeftrekkingen.
Deze politiek houdt zombiebedrijven overeind, leidt tot buitensporige arbeidsuitstoot en creëert overcapaciteit in de globale economie. Het sparen wordt ontmoedigd, het aangaan van schulden wordt vergemakkelijkt. De eeuwenlange opbouw van kapitaal wordt niet alleen teruggedraaid, er is tevens een enorme speculatie- en bubbelcultuur ontstaan.
Geen enkele bank, verzekeraar of pensioenfonds kan overleven bij negatieve intrest. Dit centralebankenbeleid, dat bovendien rijken rijker maakt en niet-rijken armer, is een experiment dat alleen mogelijk is in een gemanipuleerd systeem. Negatieve rentestanden ondergraven definitief het wereldwijde financieel-economische stelsel.
Niet of maar wanneer komt de finale crash. Hoe lang nog vooraleer de centrale banken de controle definitief kwijtraken?
Dit artikel werd eerder gepubliceerd.