Ik woon tijdelijk in Havana op de vijfde verdieping van een groot gebouw aan de Malecon uit 1949, met de originele lift er nog in. ‘Hij ademt nog’ zegt een van de bewoners met wie ik in de lift sta. Het adres, Humboldt 7, heeft historische betekenis omdat er in 1957 vier studenten vermoord zijn door de militaire politie. Er zit nog een kogelgat in de liftdeur. De vier hadden een aanslag gepleegd op Batista, de voorganger van Fidel Castro die zijn politieke carrière als communist begonnen was, maar inmiddels zeer goede betrekkingen onderhield met de VS. Die vier studenten verkeerden in de veronderstelling dat Batista de aanslag niet overleefd had en probeerden Fidel Castro, die zich nog in de Sierra Maestra gebergte bevond, daarvan op de hoogte proberen te stellen. Maar ze hadden zich vergist en zouden op hun beurt door Batista vermoord worden.
Vanaf ons dakterras kijken we uit op de presidentiële tribunes waar volgende week de carnavalsoptocht langs zal komen. Maar Raul Castro zullen wij niet zien. De 85-jarige zal zich laten vertegenwoordigen door een van zijn vicepresidenten. Niet alleen omdat hij zo oud is, maar ook omdat het veiligheidsrisico te groot is, zo vertelt een van de organisatoren.
Verderop, waar de vierbaansweg op de Malecon zich opsplitst, staat de Amerikaanse ambassade, een indrukwekkend modern gebouw met aan de voorzijde een woud van vlaggenmasten. De enige vlag die er hangt in dat woud is de Cubaanse vlag, die verdacht veel lijkt op de Amerikaanse. Aan de andere kant van het vlaggenmastenwoud bevindt zich een monument waarop aan de ene kant in kapitalen te lezen is PATRIA o MUERTE en aan de andere kant VENCEREMOS. Het maakt een kinderachtige indruk, alsof twee broers – de oudste en de jongste – al sinds mensenheugenis een diepe wrok jegens elkaar koesteren. Die ambassade is nieuw, in 2014 geopend. Daarvoor was er de Zwitserse ambassade gevestigd die onderdak bood aan een groot Amerikaans kantoor dat de belangen van de VS in Cuba behartigde.
De facto is er dus niet veel veranderd, maar de politieke symboliek is niet mis te verstaan. Het bezoek van Obama aan Cuba in april dit jaar was een mijlpaal en had een door bijna niemand opgemerkte raciale symboliek. Een zwarte president van een land dat door Cuba altijd van racisme beschuldigd is – Angela Davis en de Black Panthers waren altijd welkom op Cuba – die ontvangen werd door een blanke president en een Cubaanse regering die voor 90 procent bestaat uit blanke mannen. Wat de revolutie ook heeft bewerkstelligd, in ieder geval niet de afschaffing van de raciale stratificatie in Cuba.
Sinds begin dit jaar heeft Airbnb zijn werkzaamheden naar Cuba uitgebreid en het appartement van waaruit ik over de zee uitkijk heb ik via Airbnb geboekt. De eigenaar is een Cubaan met een Spaans paspoort, laat hij op Airbnb weten. Ook andere eigenaren die via Airbnb een huis aanbieden blijken verrassend vaak over een buitenlands paspoort te beschikken. Dat lijkt vooral aan Airbnb te liggen. De voorwaarden waaronder men toegang krijgt tot de site van Airbnb zijn strikter geworden en het overmaken van geld naar een Cubaanse bank is niet eenvoudig.
Een Cubaanse collega die op bezoek komt wil het hele appartement zien. Zij heeft er als kind vaak gespeeld. Het werd toen bewoond door een arts met wiens kinderen ze op school zat. Ze vertelt me dat zij ook een huis gekocht heeft in het centrum van Havana dat ze wil gaan verhuren aan toeristen. Maar zolang zij hoofd van een afdeling van de universiteit is mag dat niet. De regering hanteert strenge integriteitsregels bij het verstrekken van vergunningen en het verhuren van een huis door een belangrijke functionaris zou kunnen leiden tot belangenverstrengeling. Ze durft het huis eigenlijk niet eens aan ons te laten zien. Daar wil ze eerst toestemming voor vragen. De sociale controle op Cuba is enorm.
Zij wil wachten tot haar pensionering. Ze krijgt dan een pensioen van 90 euro per maand. Daar kan ze niet van leven, maar met de verhuur van een appartement zou dat beter gaan. Voorlopig heeft ze nog helemaal geen gelegenheid om het appartement te verhuren, want het opknappen kost veel geld. “Ik moet sparen voor een kraan.” Zij is hoogleraar gezondheidszorg, heeft veel internationale contacten en is er van overtuigd dat de Cubaanse gezondheidszorg de beste is van heel Amerika, inclusief die van de VS. Ze moet gelijk hebben want de levensverwachting in Cuba is bijna 80. Dat is ongelooflijk want de levensverwachting in de aangrenzende eilanden is niet hoger dan 72. Mijn oude vriend Pedro Urena die op de Dominicaanse ambassade werkt, verklaart het verschil uit de criminaliteit die in de Dominicaanse Republiek schrikbarend hoog is. In Cuba is die juist laag, daar schiet de politie heel weinig burgers op straat dood en ook het criminele geweld op Cuba is er bijna niet. Maar hij is minder enthousiast over de gezondheidszorg op Cuba. Het gebrek aan medicijnen is structureel. Mijn Cubaanse collega is minder pessimistisch – als je goed zoekt dan kun je elk medicijn krijgen – maar ook zij geeft toe dat de kwaliteit van de gezondheidszorg achteruit gaat.
Vergeleken met vijf jaar geleden toen ik voor het eerst in Cuba was, is er iets veranderd. De private sector breidt zich langzaam uit en profiteert bovenmatig van de groeiende stroom toeristen. Mijn kapper heeft nu op zijn prijslijst een categorie toegevoegd. Buitenlanders betalen vijf keer zoveel als Cubanen. De peso die buitenlanders geacht worden te gebruiken is bijna 25 keer zo duur als de peso die wordt aangeduid met moneda nacional. Als je in dienst bent van de overheid – en dat is bijna iedereen – word je betaald in moneda nacional waarmee je alleen de allereerste eerste levensbehoeftes kunt kopen. Alles wat geïmporteerd wordt moet betaald worden in de beruchte CUC – die een euro waard is. Ook bier en rum worden met divisas (CUC’s) betaald. Cubanen die een inkomen hebben dat in CUC’s betaald wordt kunnen leven, de anderen kunnen alleen overleven.
In Cienfuegos sprak ik op een Cubaans strandje met een man van 77, die zich, in 1959 – hij was toen 20 – aangesloten had bij Fidel Castro. De revolutie had veel bereikt, zei hij. Onder Batista werd er honger geleden en bijna niemand kon lezen of schrijven. Nu kan iedereen naar de universiteit. Hij had de rest van leven vee naar het slachthuis van Cienfuegos gebracht. Honger had hij nooit geleden, zelfs niet in de jaren 90. Nu was hij al 12 jaar met pensioen: 10 euro per maand. “Daar kan je niet van leven.”
Ik vertelde hem dat ik als kind op het slachthuis gespeeld had en dat ik daar een roman over geschreven had. Het voelde alsof wij elkaar al jaren kenden.
Hij was in Spanje geweest op bezoek bij zijn dochter die daar hersenchirurg is. “Er wordt veel geklaagd. Maar ik begrijp niet waarom. Ze hebben daar alles. Wat een weelde.” Hij boog zich voorover en zei zachtjes: “Het kapitalisme is beter.”