Filosoof Ger Groot ergert zich in dit artikel in Trouw aan een bijeenkomst van Engelse humanisten die fel antigodsdienstig zijn en overtuigd van hun gelijk. Als zelotisch atheïst en humanist geef ik vijf commentaren op het betoog van Groot.
In de eerste plaats is het probleem met het artikel van Groot, en diens opstellen in het algemeen, de warrigheid en vaagheid. Zo schrijft Groot over ‘arme Nederlandse humanisten ‘die bij deze zelotisch Engelse tegenhangers afsteken als de redelijkheid zelf.’ Mocht dit zo zijn (quod non, zie punt twee), dan zouden die Nederlandse humanisten toch juist niet als ‘arme humanisten’ gekarakteriseerd moeten worden? Wat is het bezwaar van Groot tegen de Engelse humanisten? Bij gebrek aan argumenten blijft het gissen. Is het dat Groot het hen kwalijk neemt dat ze er van overtuigd zijn dat god echt niet bestaat? Of is het dat Groot meent dat de Engelse humanisten menen dat een zinnige discussie met gelovigen een heilloze weg is? Groot argumenteert niet: hij insinueert en beschimpt.
Ten tweede is duidelijk dat Groot niet op de hoogte is van het Nederlandse atheïstisch humanisme, want dan zou hij met zijn oren klapperen. Hij noemt de atheïsmecampagne van Richard Dawkins. Groot blijkbaar vergeten dat deze campagne ook naar het nuchtere Nederland is overgewaaid. Ondergetekende heeft destijds de atheïsme-campagne in Nederland georganiseerd door een immens groot billboard langs de A4 te laten plaatsen met de tekst: ‘God bestaat waarschijnlijk niet. Durf zelf te denken en geniet van dit leven’. Ongeveer gelijktijdig met de bijeenkomst in Engeland was er afgelopen juni in Utrecht de Atheïsme-dag met atheïstisch humanisten – georganiseerd door het Atheïstisch Verbond – die zeker zo antigodsdienstig was als die aan de andere kant van het water. Zo werd Paul Cliteur, auteur van o.a. Het atheïstisch woordenboek ‘heiligverklaard’ en uitgeroepen tot Atheïst van het Jaar. De ene spreker na de ander betoogde overtuigd en vurig zijn en haar ongeloof.
Ten derde is het Groot blijkbaar ontgaan dat er talloze debatten zijn tussen gelovigen en atheïsten. En Groot bedoelt dan gelovigen die niet ‘net zo karikaturaal zijn als de atheïsten’. Het is niet helemaal duidelijk wie hij op het oog heeft. Maar Richard Dawkins en Christopher Hitchens en de gentleman humanist A.C. Grayling debatteren aan de lopende band met gelovigen van divers pluimage zoals op youtube is terug te vinden. Ook in Nederland wordt er door atheïsten als Herman Philipse, Paul Cliteur en ondergetekende heel wat (vruchteloos) gedebatteerd met allerlei soorten gelovigen.
Ten vierde is er de vreemde wending voor Groot over zijn tirade tegen de ‘milieugelovige, die niet ophield over de eindigheid van de aarde en het menselijk onverstand.’ Volgens Groot hier sprake van een zelotistisch geloof die voor hem een traumatische ervaring was. Ik ben als milieufilosoof zo’n ‘milieugelovige’ die meent dat de mensheid in een diepe ecologische crisis zit en dat wij afkoersen op ineenstorting van systeem aarde met grote gevolgen voor het menselijk leven. Groot noemt dit geloof: maar het probleem is dat de diagnose van een ecologische crisis niet gebaseerd is op een of andere openbaring, maar op wetenschappelijke consensus.
Het lijkt of Groot een fobie heeft voor iedereen die heel erg van zijn of haar mening is overtuigd. De taak van de filosofie is echter om uit te vinden of de argumenten die mensen die ergens heel erg van overtuigd zijn deugdelijk zijn. Wie onderzoek doet naar de argumenten – wat de core business zou moeten zijn van filosofie – ziet in dat de argumenten van alle gelovigen lariekoek zijn (geen nuance nodig); dat de argumenten van humanisten en atheïsten voor hun levensbeschouwelijke positie doorgaans redelijk zijn en dat er voor de ecologische crisis helaas goede wetenschappelijke feiten zijn. Groot filosofeert niet, hij psychologiseert: het gaat hem blijkbaar om de attitude die mensen hebben over hun eigen opvattingen, zodra ze heel erg overtuigd raken van hun eigen opvattingen, heeft Groot een gloeiende hekel aan hen. Groot zal wel niet veel wiskundigen in zijn vriendenkring hebben.
Ten vijfde is een belangrijke reden van atheïsme en humanisme waar Groot geheel aan voorbij gaat de grote maatschappelijke problemen die gepaard gaan met religie en met name de islam. De golf van islamitisch terrorisme maakt dat atheïsme, humanisme en religiekritiek bepaalt geen sinecure is. Ger Groot maakt windt zich vooral erg op over de ‘kwade rol van publicisten als windzaaiers en stormoogsters’. Hij bedoelt hiermee ongetwijfeld de zogenaamde Nieuwe Atheïsten en met name Richard Dawkins. Groot insinueert met zijn benaming ‘stormoogsters’ dat de Dawkins c.s. storm hebben veroorzaakt. Bedoelt Groot met die storm misschien de golf van islamitisch geïnspireerde terroristische aanslagen? Het is misschien maar beter ook dat Groot niet in staat is helder te formuleren.