Hoera, weer een ISIS-kopstuk dood. Mede-oprichter Abu Muhammed al-Adnani is onlangs omgekomen bij een bombardement ergens rondom Aleppo. De Russen en Amerikanen ruziën allebei over wie met de eer mag strijken. Het is immers een leuke propagandaoverwinning: Al-Adnani was niet alleen de tweede hoogste pief binnen de Islamitische Staat, maar zou als baas van ISIS-infiltratienetwerk Enmi ook betrokken zijn bij de aanslagen in Frankrijk. Jammer dat het uitschakelen van dit soort kopstukken geen zak uitmaakt want de haatcaravaan trekt gewoon onverstoord verder.
Aangezien Obama geen zin had in het sturen van extra troepen naar Afghanistan en Irak en counter-terror verkoos boven counterinsurgency, vormen deze zogenaamde decapitation strikes al jaren het belangrijkste instrument van de Amerikanen in de strijd tegen jihadclubs in het Midden-Oosten, Afrika en Azië. In plaats van dat het leger langdurige en kostbare campagnes op de grond voert, blazen drones en vliegtuigen de belangrijkste haatbaarden op, of dat is tenminste de bedoeling. Het idee van de decapitation is dat als we de organisaties van de onthoofders kunnen onthoofden, zij dan vanzelf instorten.
In mei dit jaar werd in Afghanistan Mullah Mansour, de leider van de Taliban, uitgeschakeld door een drone. In de maanden daarvoor zijn nog een boel andere kopstukken van verscheidene militante vredesreligieuze organisaties gedood en elke keer wordt het met een hoop kabaal aangekondigd. Vijf jaar geleden vertelde een Amerikaanse generaal trots dat de gemiddelde leeftijd van een talibancommandant omlaag was gebracht van 34 naar slechts 23. Het idee is dat zelfs als er vervangende leidinggevenden opkomen, dat die minder ervaren en bekwaam zijn, en het gevecht op de grond dus makkelijker maken.
Dat kan best zijn maar sindsdien is de Taliban in zowel Afghanistan als in Pakistan alleen maar groter en verfijnder geworden. Leiding geven aan een groep insurgents is helemaal niet zo’n technisch moeilijke taak, vooral als je daar van jongs af aan op wordt geschoold in de duizenden madrassa’s die Pakistan rijk is. De Israëli’s schakelen al decennialang leidinggevenden uit zonder dat het merkbare resultaten oplevert in de strijd tegen Hezbollah en Hamas. Sterker nog, een onbedoeld gevolg van de immer onderschattende westerlingen is dat er soms nóg gekkere en creatievere lui de leiding overnemen.
Maar goed, over waarom de resultaten uitblijven was genoeg te lezen deze week in de internationale pers. Wat meer over het hoofd wordt gezien is de schaal waarop de politieke ideologie van deze vredesreligieuze verenigingen geworteld is in de samenlevingen die hen voortbrengen.
Kopstukken omleggen is een methode die best goed kan werken als je een dictatuur om zeep wilt helpen (zonder rekening te houden met de gevolgen, uiteraard – zie Irak/Libië). Die zijn meestal gebaseerd op een machtssysteem dat uiteindelijk op een kleine politieke elite rust. Een politieke massabeweging krijg je er alleen niet mee plat.
Onlangs nog vergeleken we rondtrekkende jihadisten met migrerende arbeiders. Islamistenclubs kunnen we dan het beste vergelijken met internationale corporaties. Die zijn niet gebonden aan persoonlijke leiding, ontwikkelen nieuwe tactieken en strategieën op basis van hun ‘markt’, concurreren soms met elkaar en werken soms samen. Zo is het in Frankrijk een stuk makkelijker om lui te vinden voor een aanslag dan in Nederland. Hier stappen de islamisten liever in het democratische voertuig om eindbestemming Sharia te bereiken. Die zouden goed dom zijn om onder zulke gemakkelijke omstandigheden te willen vechten. Allemaal kenmerken deze bureaucraten der jihad zich door intellectuele middelmatigheid en een goede beheersing van het politieke bestel waar zij in werken. Dat we dit soort verschillende fenomenen zien in verschillende systemen toont aan hoe flexibel en hardnekkig hun ideologie is.
De wereldwijde jihadbeweging bestaat uit zowel lokale groepen als kosmopolitische wereldreizigers die nieuwe ideeën leren en deze ook naar andere plekken verspreiden. Niet alleen op politiek-jihadistisch gebied, maar ook nieuwe geïmproviseerde wapentechnologie bijvoorbeeld, of organisatorische trucjes. Daarachter staat een voedingsbodem van miljoenen op miljoenen mensen in elk deel van de wereld. In bijna de hele islamitische wereld kan een jihadist een stageplek in trainingskampen en lokale conflicten vinden, van West-Afrika tot in Indonesië.
De bevolkingsgroei in deze gebieden is dusdanig hoog, dat er veel meer boze kids geboren worden dan dat er werk kunnen vinden of door geweld omkomen. Dan is het ook helemaal niet nodig dat iedereen in die landen een salafist is of zelfs enige sympathie koestert voor de haatbaarden, een klein percentage is al genoeg. Wat we de afgelopen dertig jaar zien is dat zodra de jihadi’s zich ergens hebben geworteld, ze ook nauwelijks weg te halen zijn. Onderdrukken werkt, maar tot nu toe is het geen enkel regime gelukt om die lui voorgoed uit een land te jagen, ondanks dat er bijna geen enkele oprichter van de lokale zwartevlagwapperaars nog in leven is.
Individueel leiderschap is vooral belangrijk voor de prestaties op het conventionele slagveld. Dat is verleden tijd, hoewel fossiele instituten als de NAVO zich daar flink tegen verzetten en dus desnoods maar een old-school vijand in de Russen proberen te reproduceren. De gewapende jihad vraagt niet om kundige veldheren maar om lui die er zeker van zijn dat ze vroeg of laat omver geknald of opgeblazen worden en dag op dag een kleine stap voorwaarts (achterwaarts in ons perspectief) zetten. Het ideologisch leiderschap bestaat uit ‘geleerden’ die heel vaak hetzelfde boek opnieuw hebben doorgelezen en uit hun hoofd kennen (en dus ook bijna allemaal compleet uitwisselbaar zijn: hun autoriteit berust op charisma en prestige, niet op kennis of vindingrijkheid), die onaanraakbaar zijn als je niet bereid bent om een flinke volksopstand te onderdrukken.
Er is één vlak waar het uitschakelen van leiders in de Islamitische Staat wel gevolgen kan hebben. Het kalifaat wordt meer gerund als een bureaucratische staat dan als een gedecentraliseerde flexibele franchise als al-Qaeda. Zelfs de ondergang van het hele kalifaat zou geen reden moeten zijn om feest te vieren, net zo min als dat een faillissement van McDonalds een einde zou maken aan overgewicht bij kinderen.
De trotse verkondigingen van onze wereldleiders na elke succesvolle decapitation strike lijken extra cynisch wanneer op hetzelfde moment een gewaardeerde NAVO-bondgenoot Syrië binnenvalt om op te treden als land- en luchtmacht van een ander merk jihadisten die de messen al hebben geslepen voor het onthoofden van burgers en Koerdische strijders.