Net als bij de roman ‘Schuld’ van Walter van den Berg, krijg je bij de debuutroman ‘Het smelt’ van Lize Spit (1988), eveneens uitgegeven door Das Mag, al voor de eerste leespagina een overzicht gepresenteerd van citaten uit lovende recensies, die bij Lize Spit zo mogelijk nog vastberadener in hun lof zijn. ‘Zonder twijfel één van de beste, rijpste en trefzekerste debuten in tijden,’ vond NRC Handelsblad. ‘Dit debuut overtreft de stoutste verwachtingen,’ noteerde De Morgen. En Spit ‘is haar schrijfcarrière meteen groots gestart’, beweerde het meestal toch zuinige Trouw. Aangezien ik bij Walter van den Berg niet van een koude kermis terugkeerde, maar de superlatieven mij toch bevreemdden (best goed hoor, maar een meesterwerk?), begon ik met een licht wantrouwen aan ‘Het Smelt’. Nu, weken nadat ik ‘Het Smelt’ heb dichtgeslagen, en terugbladerend in die volle mand van loftuitingen, vind ik ze nergens overdreven of bewust aansturend op een hype, want ‘Het Smelt’ is inderdaad, zoals de meeste critici vóór mij al juichten, een roman die zeer uitzonderlijk is. En waarvan je, vermoed ik, na jaren nog weet waar je het hebt gelezen en in welke stemming het je bracht.
Daar komt bij dat ‘Het Smelt’ een debuut is, en dat het behalve de kennismaking met een wurgend en verstikkend verhaal tevens de kennismaking met een geheel nieuwe schrijfster is, die ‘Het Smelt’ gebruikt als de etalage waar ze al haar talent meteen maar in heeft uitgestald. Als het verhaal over drie opgroeiende kinderen in het Vlaamse gehucht Bovenmeer, over hun onderlinge band en lotsbestemming, niet zo treurig zou zijn van ondertoon, zou je kunnen denken dat Lize Spit je als lezer in een snoepwinkel heeft afgeleverd. En dat je ongelimiteerd van al haar snoepjes mag proeven, zijnde haar beschrijvingskunst die in talloze, losse, maar altijd rake observaties over de kinderlevens van Pim, Laurens en Eva, de ik-figuur, uiteen vallen. Soms snap je haast niet meer hoe Lize Spit zoveel relevante en veelzeggende details op één pagina kan uitstrooien, zonder dat je als lezer moet kotsen. Als haar verjaardagspartijtjes even gul zijn als haar schrijfstijl, kan het niet anders of je komt volgevreten naar buiten en moet steun zoeken bij de eerste de beste lantaarnpaal.
Het is ook lastig ‘Het smelt’ op een technische manier te benaderen, apart in te gaan op personages, vertelperspectief en plotwendingen. En de reden is dat de roman zich, althans bij mij, op zo’n krachtige en vanzelfsprekende manier opdrong, afwikkelde en ‘naar binnen werkte’ (Pim, Laurens en Eva zijn algauw het middelpunt van het hele universum, de rest verdwijnt als het ware), dat Spit elke vorm van analyse op een briljante manier lijkt te ontmoedigen. Tijdens lezing kwam de gedachte bovendrijven dat Grote Literatuur, met hoofdletters, bijna per definitie de kracht van de claustrofobie in zich heeft, dat wil zeggen: in het relaas over Pim, Laurens en Eva balt zich het verdriet en het onvermogen van de complete mensheid samen. En heb je het sensationele gevoel door een microscoop naar het tragische ongeluk ‘mens’ te mogen kijken. Wat wil het geval?
In ‘Het Smelt’ vallen we per direct in het geheimzinnige bondgenootschap tussen drie jonge kinderen, die door hun geboortedatum in een apart klasje terechtkomen, als een soort ‘last’ mee liften in het reguliere onderwijssysteem, maar ondertussen hun eigen wetten en regels ontwerpen. Door de troosteloosheid van de omgeving en hun respectievelijke ouders, ga je je als lezer vrijwel automatisch hechten aan de drie piepjonge bondgenoten. En ben je geneigd al hun spelletjes, zelfs de meest gemene, te billijken als een logische reactie op het zwarte gat van de werkelijkheid. In concreto tuigen Pim, Laurens en Eva een bijzondere variant van het aloude strippoker op, waarvan zijzelf de reglementen bepalen en dat genoeg nieuwsgierigheid wekt bij de meisjes uit het dorp, dat ze zich één voor één, op een afgesproken tijdstip, bij het centrale trio komen melden. Om vervolgens aan hun willekeur ten prooi te vallen en in wisselende maten van degradatie het strijdtoneel te verlaten. En u raadt het al: deze besloten bijeenkomsten beginnen langzaam een spoor te trekken door de lokale gemeenschap en door de ziel van de jonge organisatoren. Om toch een technische voetnoot in te voegen: het hele boek switcht Spit tussen heden en verleden. Voorbije scènes uit het gehucht Bovenmeer (waaronder de strippoker capriolen) worden afgewisseld door scènes in het nu, waarin hoofdpersoon Eva door haar voormalige bondgenoot Pim is uitgenodigd om een reünie bij te wonen en deze festiviteit, uur na uur na uur, langzaam dichterbij komt, met de toenemende spanning die daarbij hoort. Ik kan van deze structuur, dit langzaam naar elkaar kruipen van toen en nu, alleen maar zeggen: het werkt. Wat zeg ik? Het werkt grandioos!
Wat ‘Het smelt’, behalve de inherente kwaliteit ervan, zo aantrekkelijk maakt, is dat het een overduidelijke breuk laat zien met de in de Lage Landen zo dominante als-witte-mensen-komen-we-er-redelijkerwijs-wel-uit-literatuur, die vaak, tot overmaat van ramp, in academische milieus is gesitueerd. Deze hardvochtige roman had zomaar ‘Het verdriet van België’ kunnen heten of, nóg grootser, ‘Het verdriet van de wereld’: op de 480 pagina’s van ‘Het smelt’ komen krachten naar boven, die in geen enkele verkiezingscampagne ter sprake komen en waar geen enkele parlementslid zijn gehoor mee durft uit te dagen, als dat lid tenminste zijn baan wil behouden. En tegelijkertijd begrijp je als lezer dat de krachten in ‘Het Smelt’ de krachten zijn, die, buiten het zicht van de bestuurstafels, uitmaken hoe de werkelijkheid eruit ziet. Overbodig te vermelden dat geen enkel personage uit deze roman een dans lijkt te ontspringen. Als ‘Het Smelt’ al een boodschap heeft, luidt die dat je nergens op de aardkloot gratis of vrijblijvend aanwezig kunt zijn.
Een inzicht dat de jonge Lize Spit hopelijk aanzet tot nog een lange reeks verhalen en romans, die zich met haar fantastische debuut kunnen meten.
PS: Gelet op de nominaties van de ECI Literatuurprijs 2016 heeft Lize Spit, of anders haar uitgever, nog niet genoeg gelikt richting de prijzen verdelende gremia van de literatuur.
‘Het smelt’, Lize Spit, uitgeverij Das Mag, 480 pagina’s, 22,95 euro