Sid Lukkassen schreef woensdag over de ‘opiniehegemonie’ van de media. Deze zou een nieuwe zuil voor realisten zeer bemoeilijken. Bij de media ligt zeker een hindernis voor realisten, maar een nog grotere hindernis is het huidige politieke systeem. Daarmee wordt de vertegenwoordigende democratie met haar politieke partijen bedoeld.
In theorie is het een goed systeem waarin evenwichtige afwegingen kunnen worden gemaakt. Het heeft vorige eeuw heel behoorlijk gewerkt. Maar toen was onze samenleving nog niet zo uit elkaar gevallen en was zij minder gepolariseerd. Over grote vraagstukken bestond een breed gedragen overeenstemming. Zoals over de NAVO, de EEG en de opbouw van de verzorgingsstaat. Uiteraard waren er verschillen van mening over uitvoering en omvang, maar dat was altijd binnen de globale consensus over genoemde onderwerpen.
Met de massa-immigratie en overdracht van macht naar de EU zijn nieuwe vraagstukken ontstaan. De euro ondermijnt het vertrouwen in de EU, veel Nederlanders ervaren de ontwikkelingen in Nederland of de open grenzen binnen Europa als bedreigend voor de identiteit en het voortbestaan van de Nederlandse manier van leven.
Concreet: een meerderheid lijkt minder immigratie en minder EU te willen en vindt dat er iets aan de euro moet worden gedaan.
Kijken we naar de huidige politieke partijen dan zijn PvdA, D66 en GroenLinks overtuigde internationalisten. VVD doet wel kritisch, maar leunt te veel op het bedrijfsleven om de EU echt te willen hervormen of om dwars te kunnen liggen bij EU-besluitvorming. Voor het CDA geldt eigenlijk hetzelfde, zij het dat zij meer door de agrarische sector worden beïnvloed. ChristenUnie zweeft wat de EU betreft tussen de opvattingen van het CDA en de SGP in. SP, SGP en Dierenpartij, PVV en VNL zijn weliswaar EU-kritisch, maar geen machtsfactor.
Een meerderheid van de bevolking wil een andere EU. Maar waarop moeten die mensen stemmen? Als ze de EU het belangrijkst vinden, op SP, PVV, VNL, PvdD of SGP. Maar ze kunnen ook reden hebben op de VVD of het CDA te stemmen.
Hierin zit het probleem van de vertegenwoordigende democratie. Tijdens verkiezingen zijn vijf onderwerpen verkiezingsthema’s. Die bepalen de keuze in het stemhokje. Als mensen gezondheidszorg een belangrijker thema vinden dan de EU, dan bepaalt dat de keuze.
Stel dat er wordt gestemd zoals de peilingen nu voorspellen, dan komt de wens van een meerderheid van de bevolking voor een andere EU totaal niet van de grond. De VVD is op dit punt niet te vertrouwen en er hoeft in de coalitie maar één partij zeer pro-EU te zijn om wat het veranderen van de Europese samenwerking betreft te blokkeren.
De enige mogelijkheid om iets aan de EU te doen is als de PVV betrokken wordt bij kabinetsbeleid. Maar dan struikelt daadkrachtig beleid vooralsnog in de Eerste Kamer.
Als gevolg van de vertegenwoordigende democratie wordt het voor een meerderheid die nu in de opiniepeilingen aangeven een andere EU te willen een teleurstelling. Het blijft dus pappen en nathouden wat EU, euro en immigratie betreft. De politieke richtingenstrijd is technocratisch en levert voor mensen die echt wat anders willen voortdurend teleurstellingen op. We blijven in de greep van het bestuursapparaat.
Wil men dit niet dan zal de politiek meer rekening moeten houden met opvattingen van de burgers. Maar om werkelijk te kunnen sturen in de vertegenwoordigende democratie, zouden er referenda gehouden moeten worden over belangrijke thema’s, waarvan de uitslag bindend is voor de politici. Ze zouden de uitspraak van de kiezer vervolgens binnen drie jaar moeten omzetten in beleid. Hierbij moet de politici wel een behoorlijke speelruimte worden gegund.