De Duitse filosoof Friedrich Nietzsche betoogde ooit dat journalistiek een ‘prostitutie van de geest’ was. Daar valt iets voor te zeggen. Ook de Oostenrijkse schrijver en journalist Karl Kraus heeft geen goed woord over voor het journalistieke metier. Kraus, die de geschiedenis in zou gaan als een van de meeste kritische publicisten van zijn tijd, omschrijft de pers als journaille en betitelt haar als ‘grote hoer’.
Beide heren stonden met hun opvattingen niet alleen. Er bestaat een hele literatuur die het vak journalistiek afbrandt. De teneur van de kritiek is doorgaans dat het nieuws geïnterpreteerd wordt opgedist – en wel zo dat de heersende politiek er wel bij vaart.
Er is, meen ik, weinig veranderd, wat uit twee recente voorbeelden moge blijken.
Met steun van Minister Koenders hebben drie toonaangevende Nederlandse journalisten een ‘kennisplatform’ over Rusland in het leven geroepen. Dit project, dat in het kader van Projecten Ondersteuning Buitenlands Beleid werd geïnitieerd, krijgt van Buitenlandse Zaken een subsidie van bijna drie ton. Men hoeft niet over het derde oog te beschikken om een verstrengeling van politiek en journalistiek te vermoeden. En dat is precies de doodzonde voor iedere serieuze journalistiek.
Deze verstrengeling blijkt ook nog uit een ander voorbeeld. Begin dit jaar kwam het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag tot de conclusie, dat de voormalige Servische president Slobodan Milošević niet verantwoordelijk was voor oorlogsmisdaden tijdens de Bosnische oorlog van 1992 tot ’95.
De stilte in de media naar aanleiding van dit oordeel was waarlijk oorverdovend. En dat was niet verbazingwekkend. Jaar in jaar uit hadden vrijwel alle Nederlandse media achter de Kroatisch-Bosnische propaganda aangelopen, waarin Milošević als een nieuwe Hitler werd weggezet. Andere Joegoslavische war-lords bleven vrijwel geheel buiten schot.
De nieuwsgaring met betrekking tot de Joegoslavische burgeroorlog was al te vaak het product van mediale fantasie en propaganda. Een gedifferentieerde berichtgeving was ver te zoeken en de pers decreteerde meer dan zij bewees. Toen Joseph Fischer, de voormalige Duitse minster van buitenlandse zaken, in 1999 beweerde dat hij een ‘tweede Auschwitz’ wilde verhinderen en daarom de bombardementen op Servië ondersteunde, jubelden de media. Duitsland, luidde het, was eindelijk volwassen geworden en had zich van zijn verleden geëmancipeerd. Ook Fischers uitspraak dat er een ‘SS van Milošević’ bestond ging er in als zoete koek.
Het mediale devies tijdens de laatste oorlog in Joegoslavië luidde, niet alleen in Duitsland, maar ook in Nederland, van meet af aan Serbien muss sterbien. Het was Karl Kraus die onder andere met deze slogan, die hij in zijn in 1922 verschenen boek Die letzten Tage der Menschheit presenteert, de absurde ontstaansgeschiedenis van de Eerste Wereldoorlog beschreef. Ook in dit proces speelde de pers een fatale rol. Zij handelde roekeloos, wat nog werd versterkt door een daverend applaus dat uit de afgrond van de publieke opinie opsteeg. In alle Europese landen.
Dat een groot deel van de nieuwsgaring met betrekking tot de (voorlopig) laatste oorlog in Joegoslavië werd bekokstoofd door het PR-bureau Hill and Knowlton in Washington DC – en uit pure propaganda bestond – mocht de journalistieke pret niet drukken.
Verzonk men nu, na het oordeel uit Den Haag, geheel en al in het niet? Milošević was volgens de media immers het Kwaad zelve. Neen, dat deed men niet. Geen enkele journalist heeft bij mijn weten excuses aangeboden voor zijn extreme eenzijdigheid en desinformatie. Zij blijven, om het in de woorden van Nietzsche te zeggen, slaven van de drie m’s: van het moment, van de meningen en van de modes.
Wanneer journalisten niet eens meer trachten om de schijn van onafhankelijkheid op te houden, wanneer zij zich vooral oriënteren op beursgenoteerde waarheden en wanneer journalistiek niet meer blijkt te zijn dan achterbakse politiek, dan hoeft men zich niet te verbazen over de toenemende populariteit van alternatieve media. Daar zullen ook een nog nauwere samenwerking van de krantenwereld met het bedrijfsleven en de invoering van allerlei gadgets niets aan veranderen.