Het onderwijs van nu zou niet meer van deze tijd zijn. Om ons heen verandert de wereld namelijk razendsnel. Technologie van vandaag voelt morgen als van eergisteren en een spontaan ontbrandende smartphone daargelaten zal het niet lang duren voor digitale apparaatjes namen hebben die net zoveel cijfers tellen als de bankrekeningen van hun verkopers. Het onderwijs richt zich echter niet op deze snelle technologische vernieuwing en dat is niet goed.
Het is een mening die je hoort uit de mond van Maurice de Hond, die de tablet ziet als een universele pil tegen alle kwalen, volgens wie het onderwijs van nu voorbereidt op de jaren ’80 van de vorige eeuw.
Het was natuurlijk een grapje van De Hond, want scherpzinnig als hij is weet hij heel goed dat je je niet kunt voorbereiden op iets dat al geweest is. Maurice de Hond bedoelde iets anders.
De propagandist van de tablet bedoelde dat er in het onderwijs meer met computers moet worden gedaan. Die mening werd onlangs ook verkondigd door de directeur van Microsoft Nederland. Volgens hem zou er bijvoorbeeld programmeerles moeten worden gegeven. Nu is er niets tegen les in programmeren maar toch is er iets dat me niet zint aan de boodschap van de genoemde herauten der toekomst. Als ik de uitdrukking ‘niet meer van deze tijd’ hoor grijp ik naar mijn teiltje. Zeggen dat x ‘niet meer van deze tijd’ is suggereert dat de spreker precies weet wat er nu nodig is, dat hij wél zijn vinger aan de pols van de tijd heeft, in tegenstelling tot zij die wandelen in de duisternis die nog onvoldoende wordt verlicht door computerschermen.
De spreker die ‘niet meer van deze tijd’ in de mond neemt appelleert aan de vernieuwingsdrift van zijn toehoorders: wat niet van deze tijd is, is van vroeger en wat van vroeger is, is slecht. Deze mening is wellicht niet geheel juist. Er is namelijk bijzonder veel van vroeger, zoals daar zijn: lezen, schrijven, rekenen, spellen en spelen, geschiedenis en aardrijkskunde, literatuur en vreemde talen. Het beoefenen en aanleren van deze vaardigheden maakt al deel uit van het onderwijs sinds het eerste wastafeltje met de eerste pen werd bekrast en ze zullen er nog steeds deel van uitmaken als we pratend behang hebben waar we films op kijken terwijl het de wasmachine aanzet.
Je eigen taal tot in de puntjes beheersen, een som kunnen maken, andere talen begrijpen en kunnen gebruiken, de basale feiten van je eigen cultuur kennen zijn zaken die elk onderwijs in elke cultuur in elke tijd kinderen en jongeren moet bijbrengen. Deze zaken zijn niet van deze tijd omdat ze van alle tijden zijn. Elke onderwijsvernieuwer die dit miskent of negeert is een gevaarlijke charlatan die doet alsof kinderen volmaakt ter wereld komen in plaats van geboren te worden in een wereld waarin ze zich moeten leren bewegen en thuis voelen. Hij houdt cultuur voor natuur, vandaar zijn naïeve vertrouwen in ‘competenties’ van de ‘digital natives’. (Het is overigens opmerkelijk dat juist degenen die om het hardst roepen dat de kinderen van nu bijkans met een smartphone is de hand worden geboren ook de meest uitgesproken voorstanders van computeronderwijs zijn: helemaal native is het digitale kennelijk toch niet.)
Ook zo bezien zou het nog steeds een goed idee kunnen zijn om zoveel mogelijk technologie te gebruiken. Ook wie vindt dat kinderen moeten leren spellen kan immers spellingsles geven op de tablet. Er zijn diverse pragmatische redenen om dat niet te doen. Met pen en papier leer je beter. Verder is juist de snelle verandering van de technologische wereld een goede reden om de voorkeur te geven aan ouderwetse methoden. Kennis die gisteren nieuw was is overmorgen net zo oudbakken als het brood. Daarom heeft het weinig zin kinderen met bepaalde apparaten te leren omgaan alsof het om in steen gebeitelde wijsheid zou gaan. Wie het onderwijs van vandaag vastpint op de technologie van vandaag veroordeelt de scholieren van vandaag tot economische en intellectuele irrelevantie morgen. Wat van deze tijd is, is meestal alleen van deze tijd en daarom bijna a priori ongeschikt voor morgen. Daarom mag onderwijs niet van deze tijd zijn.
Juist in een wereld die heel snel verandert, is het belangrijk een vast oriënteringspunt te hebben, een baken waarop je kunt vertrouwen. Het onderwijs moet daarom niet achter elke mode aanrennen of elke technologie willen incorporeren. Het onderwijs moet zich veeleer concentreren op de kennis en de vaardigheden die van alle tijden zijn. Het zijn namelijk juist dié zaken die het meest toepasbaar zullen blijken te zijn. Natuurlijk is programmeren een nuttige vaardigheid, maar veeleer dan het leren van een programmeertaal die over vijf of tien jaar overbodig is, kun je scholieren algebra of Latijn bijbrengen, waardoor ze de vaardigheden ontwikkelen waarmee je elke formele taal makkelijker leert. Juist het geduldige ontleden en vertalen van een Latijnse tekst en het oplossen van ingewikkelde sommen leert de jongere om abstract te denken zonder gebonden te zijn aan een mode. Ook Latijn is niet van deze tijd omdat het van alle tijden is. Programmeren als extra vak is prima maar het kan niet de plaats innemen van algemeen vormende vakken.
Alleen al vanuit praktisch oogpunt zijn er redenen te over om de technologie in het onderwijs te beperken tot het hoogst nodige: liever Latijn dan programmeren, liever het bord met krijt dan beeldscherm of tablet. Er zijn daarnaast ook principiële redenen om het klassieke onderwijs te prefereren. Kinderen en jongeren gaan niet alleen naar school als voorbereiding op hun latere werkende leven, maar ook met het oog op hun vorming als mensen. Er is geen betere vorming tot mens dan de traditie die zich vanaf de Grieks-Romeinse oudheid door de middeleeuwen tot in de hoge moderniteit ontwikkeld heeft in West-Europa.