Van alle politieke partijen heeft de Partij voor de Dieren niet alleen het wetenschappelijke, maar ook het morele gelijk aan haar zijde. Wie van deze opmerking opveert, doet er goed aan de komende beschouwing eens rustig op zich in te laten werken en, zo nodig, nog een keer te lezen, want het duurt even voordat een gefossiliseerd brein weer wat flexibiliteit krijgt.
‘Je geld of je leven?’ (p. 16) zo stelt Marianne Thieme uitdagend. Kiezen wij voor ons korte termijn financiële eigenbelang of kiezen we voor het behoud van leven dat dreigt verwoest te worden juist door ons korte termijn eigenbelang. Thieme is onvermoeibaar en origineel in methodes om haar idealen uit te dragen. Niet alleen door documentaires, Meat the Truth, Sea the Truth, One Single Planet, maar ook door een flink aantal boeken. Haar nieuwste boek De kanarie in de kolenmijn (2015) schreef zij samen met Ewald Engelen, hoogleraar financiële geografie aan de UvA. Dit boek fungeert als het verkiezingsprogramma 2017 van de PvdD. De vormgeving van het boek is origineel. Thieme en Engelen pleiten voor een radicaal omdenken in het politieke bestel over zowel economie als ecologie. Thieme schrijft over ecologie, Engelen over economie. Je moet het boek omdraaien om de beschouwing van de ander te lezen.
De essentie van de betogen van Thieme en Engelen is dat het zo niet langer kan: het huidige economische systeem gebaseerd op continue economische groei en uitbuiting van het milieu is niet bestendig. Het systeem kan onmogelijk zo doorgaan. De analyse dat we afstevenen op een ecologische ineenstorting en uitputting van natuurlijke hulpbronnen is niet nieuw. De waarschuwingen daarvoor zijn sinds het Club van Rome Rapport De Grenzen aan de Groei (1972) met regelmaat verschenen. Het planetary boundaries model van Rockström c.s. (2009) is daar weer een bevestiging van. Er is wetenschappelijk consensus dat wij afkoersen op onze ondergang als we doorgaan met business as usual, alleen weten we niet precies wanneer dat zal zijn en hoe dat er dan precies uit zal zijn.
Thieme schrijft: ‘Het herrangschikken van de stoelen aan het dek van de Titanic is de meest heroïsche daad die de fossiele politici zich kunnen voorstellen, elke oplossing die verder gaat dan dat wordt als onmogelijk en onrealistisch beschouwd.’ (p. 127). Daar komt bij dat veel politici de problemen waar Thieme zich druk overmaakt – klimaatverandering, biodiversiteitsverlies, ongelijkheid in de wereld, duurzaamheid, transitie naar duurzame energie, dierenwelzijn, het neoliberale economische model – helemaal niet zien als een probleem. De wetenschappelijke kennis over het geheel of aspecten van de ecologische crisis zijn gepopulariseerd door middel van tientallen veelbekeken shockdocs, zoals die van de PvdD, maar denk ook aan Cowspiracy, The Age of Stupid en, meest recent, Before the Flood. Toch is er bij een overgrote meerderheid van de bevolking onvoldoende besef van de omvang en urgentie van de ecologische crisis.
Wie denkt dat het boek als een manisch manifest terzijde geschoven kan worden, vergist zich. Eenzelfde soort analyse over het de relatie tussen het neoliberale economische systeem is bij meerdere auteurs terug te vinden. Ik noem enkele werken: Kapitalisme zonder remmen (2011) van historicus Maarten van Rossem; Afscheid van het kapitalisme. Over de aarde en onze economische orde (2014) van milieusocioloog Egbert Tellegen; Welvaart zonder groei. Economie voor een eindige planeet (2011) van groene econoom Tim Jackson; Deep economy (2008) van schrijver en milieuactivist Bill McKibben en This Changes Everything: Capitalism vs. The Climate (2015) van Naomi Klein. Al deze boeken hebben als centrale boodschap: het neoliberale, kapitalistische systeem stevent af op een ecologische catastrofe.
Hoeveel mensen worden er weleens wakker, badend in het zweet, zich zorgen makend over de ineenstorting van het ecologisch en daarmee economisch systeem? Wie maakt zich wel eens zorgen voor de dreiging van de door mensen veroorzaakte Apocalyps? Engelen spreekt in dit verband van een ‘sluier van welvarendheid’ (p. 109), die onze blik op de wereld vertroebelt. Om mijn eigen retorische vraag te beantwoorden: bijna niemand! En dat is het probleem. Zolang het systeem het houdt, zijn we niet doordrongen van het imminente gevaar en gaan we door met business as usual en juist die business as usual maakt dat wij zoals de Titanic afstevenen op de ijsberg en daarmee onze ondergang. Een groot verschil met de Titanic uit 1912 is dat wij weten dat wij op ramkoers liggen om de ijsberg te raken.
We zouden er dus wat aan kunnen doen. We zouden kunnen afremmen en kunnen bijsturen. Maar wat doen we? We hebben de koers niet gewijzigd, maar we zijn wel harder gaan varen! Aan boord van het schip wordt er veel gepraat over duurzaamheid en over de koers van het schip. Er zijn mensen die beweren dat er geen ijsberg is. Of dat die ijsberg niet zo groot is. Of dat de ijsberg nog heel ver weg is. Of dat de schade wel zal meevallen. De politici, niet alleen in Nederland, maar wereldwijd bekommeren zich slechts over het wel en wee aan boord van het schip, zonder de koers te verleggen. Daarmee zijn zij deel van het probleem. Niet handelen betekent dat we met z’n allen ten onder zullen gaan.
De Partij voor de Dieren is een roepende in de woestijn. De bevlogen idealen van de PvdD’ers doen denken aan Zarathustra van Friedrich Nietzsche die ronddoolt over de pleinen en verkondigt dat god dood is. De mensen willen het niet horen en beschouwen hem als een dorpsgek. De PvdD wordt door veel mensen ook wel gezien als zot. Het klopt dat de PvdD fundamenteel anders is. De PvdD wil een paradigmawijziging. Weg van het destructieve politiek-economische systeem, naar een nieuw paradigma dat wel duurzaam is en waarbij geen schade wordt berokkend aan mens, milieu en dier. De PvdD heeft een indrukwekkend cortège intellectuelen die hun steun uitspreken voor de idealen van de PvdD en waarvan sommigen, zoals filosoof Paul Cliteur, ook optreden als lijstduwer. Thieme noemt de politiekbeoefening van de PvdD ‘expressieve politiek die gericht is op agendering en afwijzing van het huidige achterhaalde systeem.’ (p. 10). Thieme reflecteert over de naam van de partij: ‘[het is] een naam die wrevel wekt omdat mensen gewend zijn aan het feit dat politieke partijen enkel de kortetermijnbelangen van soortgenoten als vertrekpunt van het denken en missie nemen.’ (p. 130)
Dat de PvdD een totaal ander paradigma heeft blijkt uit de onderwerpen die worden besproken en die niet worden besproken. Zo is een van de speerpunten van de PVV de bezorgdheid over de islam en het gevaar van terrorisme. Daarover is niks terug te vinden bij de PvdD. Het lijken wel incommensurabele paradigma’s, het lijkt wel of de partijen niet in hetzelfde land, in dezelfde wereld zijn. Een kritiekpunt op de PvdD is dat de reële problemen die er zijn rondom terreurdreiging en islamitische radicalisering geen enkele aandacht krijgen. Terug naar de vergelijking met de Titanic: als midden op zee blijkt dat er zich een muitende bende aan boord bevindt is het belangrijk om daar aandacht aan te besteden, tegelijkertijd moet de koers dus verlegd worden.
Thieme loopt in haar essay een aantal ecologische aspecten langs en de negatieve invloed die Nederland daar op heeft: biodiversiteit, water, dierziekten, wereldvoedselvoorziening en landbouwmythes. Bij al deze aspecten blijkt dat de moderne landbouw en met name de intensieve veehouderij de grote boosdoener is. Als Nederland serieus werk wil maken van duurzaamheid, dan is het onontkoombaar dat het landbouwsysteem op de schop moet. Thieme is in dit boek niet uitgesproken tegen de veeteelt, dus dan doe ik het maar: een enorme stap richting duurzaamheid is om te beginnen om over te stappen op geheel plantaardige landbouw en om ook geen dierlijke producten in te voeren (want door invoer van dierlijke producten vergroten we onze ecologische voetafdruk weer enorm en onnodig). Duurzaamheid begint met veganisme. De PvdD legt de bal weliswaar voor het doel, maar laat het schieten aan de burgers over en velen missen het doel. Zo kan het lijken dat er geen morele noodzaak tot veganisme is, terwijl de argumentatie van Thieme daar wel de onderbouwing van neemt.
Zoönosen (ziekten die van dier naar mens overgaan) vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid. Het probleem is dat door het grootschalig gebruik van antibiotica in de intensieve veehouderij en resistente ziektekiemen kunnen ontstaan en wanneer deze op mensen overslaan kan dat leiden tot een pandemie. De Spaanse Griep in 1919 heeft tientallen miljoenen mensen het leven gekost. En het kan zo weer gebeuren. Er wordt gewaarschuwd door microbiologen voor het gevaar, maar als er überhaupt wordt geprobeerd om er iets aan te doen, dan is dat symptoombestrijding, zoals vermindering van antibiotica gebruik. De oorzaak, namelijk de intensieve veehouderij, wordt echter niet aangepakt.
Thieme is sceptisch over de EU, omdat de besluitvorming van de EU wordt belaagd door een leger van lobbyisten. Nu is er niet per definitie iets mis met lobbyisten. Het hangt er vanaf waar ze voor lobbyen. Milieu-, dierenwelzijns- en mensenrechtenorganisaties lobbyen en dat is lovenswaardig. Echter, het overgrote deel van de lobbyisten, en ook de best betaalde banen, zijn lobbyisten voor de belangen van bedrijven. Deze lobbyisten lobbyen voor het korte termijn eigenbelang van bedrijven en ze hebben geen boodschap aan het algemeen belang. De democratie verwordt zo tot een lobbycratie waarbij de organisaties (dat wil zeggen bedrijven) met het meeste geld, de meeste macht hebben.
Engelen neemt het economisch model en met name multinationals onder de loep: ‘Het grootbedrijf heeft mondiale productieketens opgezet die het in staat stelt arbeidskosten te minimaliseren, toezicht te ontduiken en belasting te ontwijken, onderwijl de ecologische kosten van productie en transport afwentelend op nietsvermoedende burgers en een nietsvermoedende planeet.’ (p. 13) Als voorbeeld noemt Engelen de op handen zijnde vrijhandelsakkoorden met Canada (CETA) en de VS (TTIP) die ertoe zullen leiden dat nationale of Europese wetgeving met betrekking tot milieu-, dierenwelzijns-, of gezondheidseisen worden aangepast aan het land met de meest lakse (en daarmee meest economisch rendabele) wetgeving. Het gaat beter met het milieu in een aantal westerse landen de afgelopen decennia gemeten aan meer natuur, schonere rivieren, betere luchtkwaliteit, terugkerende verdwenen soorten. Engelen wijst erop dat dit niet komt doordat Nederland schoner is gaan produceren, maar dat de reden is dat de vervuilende fabrieken nu in verweggistan staan, omdat dat de lonen lager zijn en de milieuregels soepeler. We hebben hier de wel de lusten, maar niet de lasten.
Engelen betoogt dat er een kloof is ontstaan tussen de financiële en de reële economie. De ineenstorting van het financiële en bancaire systeem in 2007 is daar het gevolg van. Maar er is niks fundamenteel veranderd aan het systeem! Het is, wat Thieme noemt, Ponzi-politiek: ‘we lenen van onze kinderen en kleinkinderen en de enige manier waarop zij deze historische schuld kunnen aflossen is door te zorgen voor nog hogere economisch groei.’ (p. 49) En dat is dan weer onverenigbaar met het ecologische systeem. Het financiële systeem is een groot piramidespel. En we hebben blijkbaar geen les getrokken uit de ineenstorting van de economie. De bestseller van Joris Luyendijk Dit kan niet waar zijn. Onder bankiers (2015) waarin hij als een soort antropoloog de wereld van de financiële economie met stomme verbazing beschrijft bevestigt de observatie van Engelen.
Engelen verhaalt over hoe hij vegetariër is geworden (hij heeft dus nog een weg te gaan naar veganisme – wellicht kan mijn boek De vrolijke veganist daarbij helpen). Het is een openhartig verhaal over hoe zijn tienerdochter haar ouders ethisch verheft tot vegetarisme. De dochter besluit vegetariër te worden en slaagt erin haar ouders te overtuigen haar daarin te volgen. Wat prachtig! Wat opvalt is dat hoewel Engelen over veel meer kennis en inzicht bezit dan zijn dochter, dat bij hem desondanks het kwartje nog niet gevallen was. Als progressieve intellectuelen er niet zelf toe kunnen komen om veganist te worden, wat is dan het nut van al die kennisverwerving zo vraag je je af? Enfin, Engelen is dankzij zijn dochter tot moreel inzicht gekomen (of tenminste op weg daarnaartoe.) ‘Eten is geen ‘life style’, het is door en door politiek.’ (p. 113) Engelen en Thieme benadrukken het belang van ethisch consumeren. Politiek is meer dan stemmen. Voor een academicus is Engelen buitengewoon uitgesproken en strijdlustig, hij schrijft: ‘Aan mij verdienen de Unilevers van deze wereld niets meer: fuck them.’
De moraal van het verhaal is drieledig: 1) wordt lid van de Partij voor de Dieren, 2) stem op de Partij voor de Dieren en 3) go vegan. Vandaag.