Mijn Strijd, of: hoe ik de onzin te boven kwam

09-11-2016 16:32

In navolging van achtereenvolgens Adolf Alois Hitler, wiens uitgever de oorspronkelijke naam Vier en een half jaar strijd tegen leugens, domheid en lafheid beknopte tot het beter verkoopbare Mein Kampf; en de Noorse veelschrijver Karl Ove Knausgård, die uit dezelfde overwegingen zijn gelijknamige boekenserie onderbracht onder dit Gruwelbeescht aller Boektitels, zal ik een korte toelichting geven op mijn strijd, of ‘kampf’, want om een of andere reden klinkt het alleen overtuigend wanneer uitgesproken in een gebiedend mitrailleur-Duits.

Terzijde: het moest een ongelovig-glimlachende Knausgård in een Amsterdamse hotelkamer bij herhaling aan het verstand worden gebracht dat de Nederlandse uitgever van dienst had besloten zijn vijf boekdelen tellende opus in de lage landen uitgave te voorzien van ‘begrijpelijke’ (lees: ‘Minder aanstootgevende’) titels als Vader, Zoon, Schrijver, etc., in plaats van Mein Kampf I, Mein Kampf II, Mein Kampf III etc. Knausje láchen natuurlijk, want kennelijk is zijn werk ook zonder die rare ingreep een internationale bestseller geworden, maar goed: het bange konijntje is weer even opgehouden met beven zullen we maar zeggen.

‘Witte toppen, gele lava en andere onfrisse vleselijke erupties die toegang tot de meiden blokkeerden’

Nederland de provincie

Afijn. Nu de banvloek van het altijd binnen zitten eindelijk is gebroken, en ik wel eens een vingerverfbijdrage instuur bij de hoofdredacteur dezer blogsites (die ze tot mijn nooit aflatende verbazing ook daadwerkelijk plaatst), lijkt me mij niets meer dan fatsoenlijk om act de présence te geven- want fatsoen, mensen, daar doen we het allemaal voor. Fatsoen, en naamsherkenning natuurlijk, want een mens wil ook wel eens losbreken uit de stramme provinciale klei.

Aan de andere kant is alles in Nederland de provincie, wat ook wel blijkt uit het feit dat Amsterdam recentelijk haar inwoners van het belang om vriendelijk te knikken wilde doordringen, dus dat zit wel snor (een en ander heeft als bijkomstig voordeel dat ik het grootstedelijk schorriemorrie kan voorhouden dat er ook lieden zijn ter rechterzijde van de lijn Arnhem-Amersfoort die wél wat kunnen).

Anton Pieckachtige tafereeltjes

Ik zal u een herinneringscollage van mijn vroegste jeugd in het Brabantse besparen. Eén en al Anton Pieckachtige tafereeltjes kan ik u melden, althans zo zie ik ze voor me op die zeldzame momenten dat ik het smeulhout van de herinnering aanblaas. Dat alles in de hoop, en misschien de vrees, mezelf terug te teleporteren naar die paradijselijke bubbel van oneindige onbezorgdheid, hoewel ik hier onmiddellijk aan moet toevoegen dat het merendeel de herinneringsholocaust niet heeft overleefd. Gevalletje vermoedelijk erfelijke belasting waarmee ik door opeenvolgende generaties halvegaren ben opgezadeld (maar ja, Veghel, wat wil je?).

‘Die zijnstoestand waar het expliciet vreugdeloze tot broedmoeder wordt van het impliciet vreugdevolle’

Maar af en toe steekt er een bries van mozartiaans welbehagen op in die paar millimeter tussen hersenvlies en schedeldak (waar ook de heksen huizen). Een altijd steriele kluis, stel ik me zo voor, waar niemand de combinatiecode van heeft behalve ik. Een strikt particulier heelal waar een god die geen mensengod is de scepter zwaait en waar springladingen van sfeer in wisselende samenstelling het herinneringsexplosief ontsteken. In de zoektocht naar die zijnstoestand waar het expliciet vreugdeloze tot broedmoeder wordt van het impliciet vreugdevolle; waar leven en dood alleen verondersteld zijn, bij gebrek aan bewijs geloeplensd met een factor oneindig, is zodanig ontoereikend in de eindbalans dat je als kandidaat-waanzinnige niet veel anders kan dan je hoofd te begraven in je handen. Maar wanneer de spoken zich niet om de tuin laten leiden door dat driftige gifmengen, en wanneer domweg niets-doen niet volstaat, dan moet flinker geschut worden aangesleept om de spoken te smoren.

Rifbergwangen

Het zou aan de andere kant natuurlijk allemaal ook terug te voeren kunnen zijn tot het gebruik van de onzalige hoeveelheden puberwiet die ik mezelf toediende gedurende de groeispurt. Ik zal u een beschrijving van de daarmee gepaard gaande rifbergwangen besparen (sorry, te laat!), de witte toppen, de gele lava en andere onfrisse vleselijke erupties die de toegang tot de meiden blokkeerden. Dan kun je wel wat vergetelheid gebruiken, kan ik u verzekeren.

Wat overblijft nadat de laatste talg is verstoven- althans bij mij- is een schreiend verlangen naar de primordiale baarmoeder en de onmogelijkheid om daarnaar terug te keren. Ik begon te coconniseren in iets dat boekhandels onder de noemer ‘esoterie’ bij demense aan de man plegen te brengen. Ik denk met geërgerde verbazing terug aan al die boekgeile papierhandelaren die deze eclectische onzin zo ruimhartig ter beschikking stelden aan de argeloze boekminnaar.

Post-palliatieve heilsvisoenen

Trouwens ook vandaag de dag wordt het braaksel gefaciliteerd door de talloze van-de-pot-gerukten die zelfs op volwassen leeftijd de aardkloot nog afstruinen op zoek naar kneusjes. Ik constateer zojuist met schrik dat zowat de helft van alle facebookvriendschapsverzoeken die ik ontvang afkomstig zijn van dit soort ‘energetic healing coaches‘, reiki-meesters en ander paranormaal tuig van de richel. Alsof ze het áánvoelen gewoon. Overigens bestaat de andere helft uit exemplaren van de zo mogelijk nóg pretentieuzere ‘life coach‘, whatever the hell that means.

Ik beet mijn tanden stuk op de hele vervloekte santenkraam, maar dan ook écht de allerergste bovenzinnelijke meuk die je maar kan verzinnen in die toch al oververzadigde markt van evidente onzin. Uittredingen, astraal-energetische velden, UFO’s, the works. Hoewel mijn kritische zin al gelijk bij aanvang protest aantekende, zij het geen heftige, was die niet opgewassen tegen de pallets vol post-palliatieve heilsvisoenen die mij vanuit die hoek werden toegeworpen. Maar mijn kritische zin was op dat moment nog bezig om zijn eerste schaamhaartjes te tellen en bovendien- zo spreekt de zelfs met terugwerkende kracht nog uitstekend functionerende ijdelheid- moet je een tijdje dralen in het lage water van de mystiek om tenslotte rationelere kusten te bereiken.

Vibrationele bibberacademies

Het is maar goed dat er toen geen vibrationele bibberacademies bestonden, anders had ik mijn kind er direct ingeschreven. Later kom je tot de ontdekking dat je er ook gewoon met een ruime boog omheen had kunnen lopen, maar onder het mom van ‘je moet het kennen om het af te wijzen’ dobberde ik dapper voorwaarts. Maar waar-de-neuk-heen, dat wist geen. Ik nog het minst. Kortom, hoogste tijd voor een ijsbad, want het had niet veel gescheeld of die muffe pluchen wierook hadden mij de dood door verstikking doen sterven.

‘Regelmatige inname van Nietzsche doet wonderen’

Maar voorlopig- we schrijven 1991- was het feesten geblazen in die volstrekte bubbelblijheid van het gemoed, waarin plotseling werd tegemoetgekomen aan mijn krankzinnigste puberwanen. Het ene hiernamaals was nog niet gewensdroomd of ik viel met mijn snufferd alweer in het volgende mystieke vergetelheidsfeest. Overigens kan iedere rechtgedraaide dromer je vertellen dat de belofte van een gewatteerd hiernamaals het verlangen aanvuurt naar nóg meer zelfbedrog, nóg meer watten. En zelfs al denk je je geheel en al te hebben ontworsteld aan het obscurantisme, dan nog dreigt daar altijd weer het gevaar uit balans te worden gebracht door een of andere acute esoterische rukwind.

Nietzsche

Kortom: een onnoembaar, alles uit de voegen schuddend, in elk geval intiem aan de melancholie verwant aartsverlangen ligt altijd op de loer; het vereist uiteindelijk een heel speciaal, geduldig soort van zwijgen om het gezonde verstand in het hart te horen indalen, vooral als je zo’n botte kop hebt als de mijne.

De waarheid is natuurlijk dat er helemaal geen plan is. Er is geen ‘buiten’. Nooit. Je moddert wat maar wat aan, je glimlacht eens een keer, en dan ga je dood. Ik denk wel eens, was ik een moordenaar geweest, ik had niemand in leven gelaten. Maar ik ben, daarvan heeft u al ruimschoots kunnen getuigen, een gematigd zo niet mateloos gematigd mens die zijn evidente gebreken uit alle macht toedekt met behulp van een soort, laten we zeggen, geveinsde gereserveerdheid, op zijn beurt misschien ook weer een gebrek – misschien wel het ergste gebrek uiteindelijk: het onvermogen om stelling te nemen.

Inmiddels ben ik een en ander wonderwel te boven gekomen. Regelmatige inname van Nietzsche doet wonderen. En je leert er zelfs ook nog bij te lachen af en toe, maar niet zonder de verzuchting dat de strijd verre van gestreden is. Afijn, wir kämpfen uns durch!