Het Openbaar Ministerie heeft donderdag een onvoorwaardelijke geldboete van 5000 euro geëist tegen PVV-leider Geert Wilders wegens zijn ‘minder-Marokkanen’-uitspraken. Volgens de officieren van justitie Wouter Bos en Sabina van der Kallen is wettig en overtuigend bewezen dat Wilders zich schuldig heeft gemaakt aan drie van de vier aanklachten wegens groepsbelediging en het aanzetten tot haat en discriminatie.
Aanklager Bos zei recht te willen doen aan de schadelijke gevolgen voor de samenleving en Marokkaanse Nederlanders in het bijzonder. Hij betitelde Wilders’ uitspraken op 12 en 19 maart 2014 als “een doelbewust optreden”. De straf moet volgens de officier van justitie “een duidelijk signaal afgeven dat uitlatingen als deze niet thuishoren in Nederland”.
De politicus wist volgens Bos zelf als eerste dat hij een grens was overgegaan, want hij vroeg na zijn eerste uitlatingen over ‘minder-Marokkanen’: “Kon ik dit wel zo zeggen?”.
Daarnaast zei Wilders in zijn speech rekening te houden met aangifte en vervolging. Opzet van Wilders in zijn oproepen tot “minder, minder” is daarmee bewezen, aldus de aanklager.
Slechts één feit, het aanzetten tot haat en discriminatie tijdens het bezoek aan een markt in Loosduinen op 12 maart 2014, wordt door het Openbaar Ministerie niet bewezen geacht.
Dit bericht wordt aangevuld.