“Er werden drie misdaden tegen mij gepleegd, ook al heb ik niets verkeerd gedaan. Ik heb de seconden geteld tot het voorbij was. Ik dacht dat ik zou sterven. Sindsdien is mijn lichaam een vreemde. Ik vraag me af: zijn dat mijn haren? Ik heb drie maanden niet in de spiegel kunnen kijken. Ik voel me als restafval. Ik herinner me steeds de blikken van die mannen. Mijn levensvreugde is weg. In mijn geboorteland Turkije is het onderwerp verkrachting taboe. Mijn ouders heb ik nog steeds niet kunnen vertellen wat er is gebeurd.”
In mei van dit jaar werd een 21-jarige Turkse uitwisselingsstudente in een toilet op het station van Wenen ernstig mishandeld en verkracht door drie minderjarige asielzoekers uit Afghanistan.
De daders forceerden de deur van het toilet waarop het slachtoffer zat, sloegen haar hoofd meerdere malen tegen de toiletpot en hielden haar mond en neus dicht terwijl ze haar om beurten verkrachtten.
De daders werden kort daarna gepakt. Ze zeiden zich niets te kunnen herinneren omdat ze ‘zwaar onder invloed’ waren.
Het slachtoffer schreef een brief die werd voorgelezen tijdens de rechtszaak waar zij zelf niet aanwezig was. De brief werd vertaald in het Farsi zodat de verdachten het ook konden lezen.
Ondanks dat ze schuld hebben bekend, leken ze geen berouw te tonen.