Zoals onheilsprofeten hun toehoorders wijzen op het naderende einde der tijden, zo waarschuwt Aafke Romeijn haar lezers voor de verschrikkingen die ons te wachten staan. “Het is 1933 en het fascisme rukt op. Het schrijversgilde dient zich uit te spreken.” Wie dat niet doet, zit fout. Romans over keuzestress en ijdelheid zijn uit den boze. “Stop met wegkijken! Bekeert u, gij zondaars, eer het te laat is!”
Dat aan schrijverschap onder de noemer engagement ideologische eisen worden gesteld is een kwalijke zaak. Romeijn moet vooral doen, zeggen en schrijven wat ze wil, maar laat haar niet van haar vakbroeders verwachten dat ze zomaar haar voorbeeld zullen volgen. Bovendien suggereert Romeijn dat alleen sprake is van engagement als de schrijver zich richt op het ‘oprukkende fascisme’ en op de stemmers die die opmars mogelijk maken. Hun ideeën moeten we niet serieus nemen.
Een oude kuur van links, die al door Fjodor Dostojevski in Boze geesten (1872) werd gesignaleerd, is de frustratie die ontstaat als niet iedereen zich aangesproken voelt door het linkse gedachtegoed. Het personage Sjigalev, een overtuigd socialist, weet raad: een politiestaat onder leiding van een ‘paus’ en een revolutionaire voorhoede. Wel moeten honderd miljoen mensen worden gedood om dat doel te bereiken.
Anno 1933 was Stalin een paar jaar aan de macht en werden miljoenen dwarse boeren stelselmatig uitgehongerd. Is het ook engagement als een schrijver zich uitspreekt over de arrogantie die Aafke Romeijn in haar column tentoonspreidt?
Lees ook: het morele Ambert Alert van Aafke Romeijn.