Precies veertig jaar na het legendarische Oxygène brengt Jean-Michel Jarre het vervolgalbum Oxygène 3 uit. De nu 68-jarige Franse pionier van de elektronische muziek besloot tijdens zijn vorige project dat hij een nieuw hoofdstuk wilde maken. Hij is nog altijd ambitieus: “Ik hoop dat ik mijn beste muziek nog in me heb. Daarom sta ik nog steeds op het podium en maak ik nog steeds platen.”
Jean Michel Jarre uit Lyon is één van de eerste muzikanten die succes behaalde met volledig elektronische muziek. Zijn albums Oxygène (1976) en Equinoxe (1978) zijn kassuccessen en zijn optredens spectaculair. In de jaren tachtig en negentig breekt hij records met de bezoekersaantallen van zijn shows. Jarre speelt in 1990 voor 2,5 miljoen mensen in Parijs en in 1997 voor 3,5 miljoen mensen in Moskou.
In 1997 bracht Jean-Michel Jarre al Oxygène 7-13 uit, nu is er Oxygène 3. “Nederland was het eerste land waar Oxygène na Frankrijk werd uitgebracht”, blikt hij terug op zijn doorbraakalbum. “Hier begon het allemaal voor me, maanden voor ik naar Engeland ging.”
De muziek van Oxygène inspireert hem nog steeds. “Het contrast tussen donker en licht is interessant, dat zit ook in de hoes van de plaat. De muziek is soms helder melodieus maar ook donker. Als de grillige paden van het leven. Je kunt nu naar buiten lopen en de liefde van je leven tegen het lijf lopen maar ook worden aangereden door een auto. Er kunnen veel goede of slechte dingen gebeuren, dat probeerde ik uit te drukken met Oxygène.”
Jarre zegt tijdens het maken van Oxygène 3 geen minuut naar het eerste deel te hebben geluisterd. “Dat is niet nodig, die muziek zit in me. Ik geloof dat een artiest zichzelf altijd blijft herhalen. Kijk naar de muziek van Miles Davis of de films van Quentin Tarentino. Ze vertellen eigenlijk altijd hetzelfde verhaal, blijven hetzelfde uitdragen.”
Op zijn 68e denkt Jean-Michel Jarre nog lang niet aan stoppen . “Muziek is voor mij een soort verslaving”, vertelt hij. “Een echte artiest doet het niet voor de roem of het geld, hij doet het omdat hij niet anders kan. Het levert altijd een mix van frustratie en hoop op: je bent nooit helemaal tevreden met wat je gemaakt hebt maar hoopt dat je de volgende keer iets beters maakt.
Ik zie goede muziek als een soort luchtspiegeling in de woestijn. Je bent geobsedeerd door een stuk ideale muziek, maar als het voor het grijpen lijkt is het weer weg. Misschien bereik je het nooit. Maar je moet het blijven proberen, daarom gaan veel artiesten zo lang door.”