Vol goede moed ga ik naar colleges en werk ik in mijn kleine, maar fijne kamer in het Rotterdamse Kralingen aan mijn studie. Als student Geschiedenis ben ik niet alleen veel bezig met het bestuderen van het verleden, maar probeer ik ook de hedendaagse actualiteiten te doorgronden. Door mijn docenten wordt mij aangeleerd met een kritische blik naar het nieuws te kijken en gewaarschuwd te zijn voor de gevaren van het populisme en de onrust in het land met betrekking tot precaire onderwerpen als de Europese Unie en het vluchtelingenvraagstuk. Vaak onthoud ik mij van een reactie en laat ik het maar gaan. Maar als ik tijdens een college opmerk dat ongekozen Brusselse ambtenaren schier ongecontroleerd onze soevereiniteit verkwanselen en zonder naar het volk te luisteren handelen inzake migratiekwesties wacht mij enkel schamper gelach.
Deze door mij geschetste situatie zal velen wellicht bekend voorkomen. De alom bewierookte kritische houding van academici vinden hun begrenzingen als het gaat om onderwerpen die niet in het referentiekader van de veelal grijze wetenschapper past. Geert Wilders is een fascist, Donald Trump zal een Wereldoorlog ontketenen en het is populistisch om met enige scepsis en voorzichtigheid te stellen dat het vluchtelingenbeleid dat gevoerd wordt vele gevaren met zich meebrengt.
Een kennis van mij vertelde mij dat hij te horen kreeg hoe het verkrijgen van universitaire fondsen voor onderzoek en projecten soms gemakkelijker succes heeft als het onderwerp binnen de welbekende linkse hobbyhoek valt. Een medestudent kreeg een negatieve beoordeling voor een paper omdat ‘zijn onderwerpkeuze teveel neigde naar islamofobie’ en mij zijn gevallen bekend op diverse universiteit waar docenten letterlijk blijk geven van hun politieke affiniteit door studenten op te roepen een academische boycot tegen Israël te steunen.
De academische wereld is voor mij een verziekt instrument van generatielang wegkijkbeleid en cultuurrelativisme. Universiteiten roepen op om steeds ‘diverser’ te worden, universiteitsbladen vinden dat hun onderwijsinstelling ‘te wit’ is. Het rebelse karakter van studenten en de kritische blik van de academicus zijn verworden tot een nestbevuilende zelfingenomenheid en broedplek van elitaire, linkse haat jegens alles dat ‘volks’ of ‘intolerant’ is.
Zelden debatteren academici met mensen die zich buiten hun eigen realiteit bevinden, zelden staan zij in contact met andere segmenten uit de samenleving. Genderneutraliteit, antisemitisme toejuichen onder de mom van academisch antizionisme en roekeloos stellen dat grenzen ‘niet bestaan’ en ‘iedereen welkom is’ zijn het resultaat van het ophemelen van de babyboomer-protestgeneratie in academische kringen. Het is het leven in een eigen academisch universum, gedomineerd en geïnitieerd door gelijkgestemde babyboomers.
Zij die ooit protesteerden tegen de gevestigde orde en zich wilden afzetten tegen de in hun ogen oneerlijke wereld die hun ouders hen nalieten laten mij en mijn generatie in de steek. Ze zadelen ons op met de uitwassen van politieke correctheid in de politiek, media en het academische debat en leren ons om inderdaad kritisch te zijn, maar dan enkel jegens dat wat ‘van buiten’ komt. Een uit het Grieks overgenomen definiëring hiervan zou ‘xenofobie’ kunnen zijn.