Leon de winter schrijft in de Telegraaf van 20 december dat de Koran oproept tot het plegen van aanslagen. Hij citeert niks uit de Koran maar stelt wel dat de aanslagen van de moslimextremisten het resultaat zijn van de gewelddadige teksten in de Heilige Koran. Hoewel de moslimextremisten het weinig kan schelen wat er in de Koran staat is het belangrijk om de theologische weerlegging te bieden aan dit soort vraagstukken.
De Koran maakt aanspraak dat het dient als een richtsnoer voor de gehele mensheid. In deze context geeft het ook leerstellingen die zich tijdens het menselijk bestaan tijdelijk kunnen voordoen. Een daarvan is het ontstaan van een oorlog. Hoe raar het ook klinkt, maar soms is het voeren van oorlog noodzakelijk om vrede te stichten. De Koran spreekt daarom ook over oorlogsrecht. Ik merk dat zowel critici als radicalen deze verzen misbruiken. Hieronder geef ik graag een korte uiteenzetting.
Het eerste vers dat aan de Heilige Profeet Mohammed (vrede zij met hem) werd geopenbaard over oorlogsrecht is als volgt:
“Toestemming om te vechten is gegeven aan degenen tegen wie gevochten wordt, omdat hun onrecht is aangedaan, voorzeker Allah heeft de macht hen bij te staan. Degenen die ten onrechte uit hun huizen werden verdreven alleen omdat zij zeiden: “Onze Heer is Allah.” – En indien Allah sommige mensen niet met behulp van anderen tegenhield, zouden ongetwijfeld kloosters, kerken, synagogen en moskeeën, waarin dikwijls de naam van Allah wordt herdacht, afgebroken zijn. Allah zal ongetwijfeld degene ondersteunen die Hem helpt – Allah is inderdaad Sterk, Almachtig. [De Heilige Koran, hoofdstuk 22, vers 40 en 41]”
Dit vers maakt duidelijk dat moslims werden aangevallen omdat zij zeiden: “Onze Heer is Allah“. Het gaat hier dus om religieuze vervolging. Moslims zijn dertien jaar in Mekka vervolgd en uiteindelijk is een groot deel van de moslims gevlucht naar Medina. Ook vertelt dit vers dat deze aanval zich nu niet alleen beperkt tot de moslims maar ook dat de vrijheden van andere religies gevaar lopen. Opvallend dat in het rijtje van de religieuze gebouwen het woord “moskeeën“ pas als laatste word genoemd.
De woorden “Allah heeft de macht hen bij te staan“ maakt duidelijk dat de moslims een minderheid vormen in dit gevecht en zij de strijd niet zonder de hulp van God kunnen winnen. Dit klopt ook want Medina werd door de Mekkanen aangevallen door 1000 goed bewapende en ervaren soldaten, daarentegen waren de moslims slecht bewapend, onervaren en maar 313 in aantal. Als een minderheid wil je natuurlijk nooit het slagveld betreden en daarom lezen wij ook in de Koran:
“Vechten is u geboden ofschoon gij er afkerig van zijt. [De Heilige Koran, hoofdstuk 2, vers 217]”
Dit vers wordt vaak misbruikt maar leert de moslims eigenlijk, in de bovenstaande context, dat oorlog voeren nu noodzakelijk is als zelfverdediging en dat zij hun vertrouwen moeten stellen in God dat zij zullen overwinnen ondanks dat zij een minderheid vormen.
Ook vermeldenswaardig is dat in Medina Mohammed door de verschillende bevolkingsgroepen werd gekozen als heerser. Hij was geen gewone burger meer zoals hij in Mekka was. In Medina had hij een politieke functie gekregen. Vanuit zijn politieke functie had hij de verantwoordelijkheid om Medina te beschermen. In Mekka werd Mohammed ook vaak gevraagd om in opstand te komen of om terug te vechten, maar hij gaf zijn volgelingen geen toestemming hiervoor en leerde verdraagzaamheid en vergevingsgezindheid. Hij gaf wel toestemming aan moslims om te vluchten, maar zij mochten als onderdanen van Mekka niet in opstand komen of terugvechten tegen de regering van Mekka die hun vervolgde.
Een andere vers die vaak wordt geciteerd als ‘haattekst’ is:
“En doodt hen, waar gij hen ook ontmoet en drijft hen uit. [De Heilige Koran, hoofdstuk 2, vers 192]”
Wat ervoor en erna staat geschreven wordt vaak niet geciteerd. De volledige tekst is:
“En strijdt voor de zaak van Allah tegen degenen, die tegen u strijden, maar overschrijdt de grens niet. Voorzeker, Allah heeft de overtreders niet lief.
En doodt hen, waar gij hen ook ontmoet en drijft hen uit, vanwaar zij u hebben uitgedreven; want vervolging is erger dan doden. En bevecht hen niet nabij de heilige Moskee, voordat zij u daarin bevechten. Maar indien zij u bevechten, bevecht hen dan – zo is de vergelding voor de ongelovigen.
Maar als zij ophouden, dan is Allah zeker Vergevensgezind, Genadevol.
En bestrijdt hen, totdat er geen vervolging meer is en de godsdienst alleen voor Allah wordt. Maar indien zij [met strijden] ophouden, dan is er geen vijandelijkheid meer toegestaan, behalve tegen de onrechtvaardigen. [De Heilige Koran, hoofdstuk 2, verzen 191-194]”
Deze verzen maken duidelijk dat dit om een oorlogssituatie gaat en niet de algemene fatsoensregel is. Het gaat hier om zelfverdediging en om vervolging; “indien zij met strijden ophouden, dan is er geen vijandelijkheid meer toegestaan”. Het doel van de moslim moet ten alle tijden zijn om naar vrede te streven:
“En als zij tot vrede neigen, neigt u er dan ook toe en legt uw vertrouwen in Allah. Voorzeker Hij is Alhorend, Alwetend. [De Heilige Koran, hoofdstuk 8, vers 62]”
Sommige mensen (zowel moslims als niet-moslims) beweren dat er een strijd gaande is tussen het Westen en de islam. Dit is onjuist. In het Midden-Oosten zijn moslims elkaar aan het uitmoorden en het ingrijpen van het Westen heeft niet als doel om de religie islam uit te roeien. Het Westen ontvangt moslims met open armen en biedt veel meer vrijheid van religie dan moslimlanden, terwijl de Koran juist aan moslims herhaaldelijk de vrijheid van religie benadrukt. Er is dus totaal geen rechtvaardiging te vinden vanuit de Koran om vandaag de dag ten strijden te trekken of oorlog te voeren.