Herman Koch (1953) is op dit moment de meest succesvolle schrijver van Nederland, zeker vanuit internationaal perspectief bekeken. Met zijn wereldwijd bejubelde roman ‘Het Diner’ uit 2009 maakte hij niet alleen naam voor zichzelf, hij creëerde ook ruimte voor andere Nederlandstalige literatuur in het buitenland en, niet te vergeten, toonde hij aan dat je niet snel te oud bent om alsnog een internationale schrijversloopbaan van de grond te tillen. Ik wil maar zeggen: de heer Koch heeft veel om tevreden op terug te kijken (eveneens was hij jarenlang lid van het meest humoristische gezelschap van Nederland, Jiskefet). En precies in die tevredenheid zit mijns inziens de zwakste schakel van zijn nieuwe roman ‘De Greppel’. De hoofdpersoon is burgemeester van Amsterdam, een zondagskind dat alles komt aanwaaien en, zeker bij aanvang van het boek, eigenlijk louter blaakt van zelfvertrouwen en geluk. Nu kun je het wel aan Herman Koch overlaten om zo’n opgeblazen en zelfingenomen personage, wiens problemen louter luxeproblemen zijn, langzaam te laten imploderen. En dat doet Herman Koch dan ook met het grootst mogelijke vakmanschap. Lange tijd krijg je als lezer de indruk dat het hoofdpersonage slechts uit gebrek aan werkelijke sores bezig is te vermoeden dat zijn geliefde vrouw een affaire heeft met wethouder Maarten van Hoogstraten, een bleekneuzige milieufreak die fanatiek ijvert voor windmolenparken, waar de burgemeester, genaamd Robert Walter, nou juist een schurftige hekel aan heeft vanwege de overbekende horizonvervuiling.
Tot zover niets aan de hand, zou je zeggen. Een klassieke Koch-roman, tegen het decor van een grootsteedse elite die de lakens uitdeelt en wiens arrogantie door Koch, van binnenuit, levendig en komisch wordt uitgebeeld. Maar gaandeweg begint ‘De Greppel’ toch te wankelen. Waar je verwacht dat het al of niet ingebeelde overspel de hoofdmoot dan wel aanjager van de roman zal worden – en Koch heeft voldoende gaven om dat ene gegeven tot het laatst toe uit te melken – komt er een zijlijn het boek invliegen, namelijk zijn ouders die wegens ‘een voltooid leven’ het idee opvatten om op 95-jarige leeftijd eendrachtig zelfmoord te gaan plegen. Superactueel, natuurlijk, en, zoals altijd bij Koch, heel smakelijk en ironisch opgeschreven, maar als er opeens nog meer zijlijntjes op de proppen komen (Robert Walter krijgt een journaliste over de vloer en wordt plotseling beschuldigd van openlijke geweldpleging bij een demonstratie in zijn jonge jaren), wordt het opeens wel erg ‘druk’ in deze roman. Maar dat is wat mij betreft nog niet eens het grootste probleem: dat probleem is mijns inziens de niet intredende betrokkenheid bij het hoofdpersonage. Het hele boek lang kijk je naar Robert Walter als een even geslaagd als hypocriet lid van de Nederlandse bestuurselite, maar zijn sudderende afgunst, onbeholpenheid, bluf en bravoure zorgen er niet voor – wellicht juist door Koch’s vaardigheid sterke, afzonderlijke scènes op te bouwen – dat het lot van deze burgemeester je ergens daadwerkelijk ter harte gaat. Robert Walter blijft, als het ware, een papieren romanconstructie (althans, dat bleef hij voor mij). En dan kan de schrijver nog zoveel lekkers eromheen serveren: in de kern raakt de roman je dan niet.
Voor alle duidelijkheid: ik ben een fan van de schrijver Herman Koch. Vanaf het eerste uur zelfs , zeg ik erbij met een zweempje van trots. Zijn debuutroman ‘Red ons, Maria Montanelli’ uit 1989, een onvergetelijke afrekening met Montessori-onderwijs, heb ik zeker vijf keer over gelezen, steeds met evenveel plezier. Wat het boek destijds bijzonder voor mij maakte was de oprechte boosheid en verontwaardiging, die erachter schuil leek te gaan, en die Koch meesterlijk omzette in een sociale satire over Amsterdam-Zuid. Een deel van dat gif kwam uiteindelijk ook terecht in de hoofdpersoon van ‘Het Diner’, een gemankeerde geschiedenisleraar, wiens ingehouden gekte en rancune de motor is van deze mondiale succesroman. Precies dat gif ontbreekt volledig in ‘De Greppel’. Het is verleidelijk te denken dat de succesauteur Herman Koch intussen zozeer samenvalt met het milieu dat hij ooit op het hakblok legde, dat het gif uit hem is weggesijpeld. Ik hoop hartstochtelijk van niet en zou tegen Koch willen zeggen niet te vergeten dat hij uiteindelijk een polemische schrijver is, die op zijn sterkst is als hij in het hoofd kruipt van labiele figuren die hun onwankelbare gelijk aan de wereld proberen op te dringen.
Nou ja, laat ik niet té hard zijn. Een wat mindere Koch is nog altijd veel beter dan het gros van wat er bij Nederlandse uitgeverijen verschijnt. In het hoofdstuk waarin hij burgemeester Robert Walter los laat gaan op windmolens, kom je die ‘oude flitsen’ van een giftige pen nog wel tegen. Maar als impuls voor nieuwe filmcontracten en nieuwe blijken van internationale adoratie lijkt ‘De Greppel’ me toch te zwakjes.
Al met al is het intelligent maakwerk, waarvoor je heel veel schrijftalent ter tafel moet brengen.
‘De Greppel’, Herman Koch, Uitgeverij Ambo Anthos, 319 pagina’s, 21,99 euro.