Het voor de prestigieuze Booker Prize genomineerde ‘Wat een man is’, van David Szalay (1974), lijkt één ding zeker niet: spectaculair. Wat te denken van het feit dat de negen verhalen in dit vuistdikke werk geen titels hebben, maar nummers? Als ervaren lezer heb ik zoiets administratiefs en afstandelijks nog nooit meegemaakt: te moeten zeggen tegen een geïnteresseerde passant of tijdelijke kamergenoot dat je bezig bent in ‘verhaal twee’ of ‘verhaal acht’. Het klinkt alsof je met een wiskundeprobleem aan de gang bent, in plaats van het lezen van een literair werk. Toch zit er – ik zou bijna zeggen ‘natuurlijk’ – een verborgen symboliek in deze cijfermatige benadering. Szalay heeft zich ogenschijnlijk een cijfermatig geïnspireerd doel gesteld: ‘de Europese man’ te portretteren in het huidige tijdsgewricht, van puber tot bejaarde.
Dus wat wil het geval? In verhaal één, het allereerste verhaal dus, maken we kennis met een 17-jarige die, samen met een vriend, zijn zomervakantie gebruikt om per trein Europa te verkennen en in verhaal negen, inderdaad het allerlaatste verhaal, volgen we een uitgebluste 73-jarige in zijn tweede huis in Italië. De achterliggende pretentie van ‘Wat een man is’, is dus niet gering. In feite poogt het boek alle levensstadia in beeld te brengen, bovendien nadrukkelijk gesitueerd in het begin van de 21-ste eeuw. Want deze schrijver is bepaald scheutig met omgevingsdetails. Sterker: soms lijken de geportretteerde mannen, geen van allen helden, een rechtstreeks uitvloeisel van de omgeving waarin ze verkeren. En vat soms de gedachte post dat je een boek met (stads)landschappen in plaats van personages aan het lezen bent.
Laat ik, hier aangekomen, maar meteen klare wijn schenken over mijn oordeel. Ondanks het weinig spectaculaire karakter van de opzet, de verhalen en de personages, ben ik laaiend enthousiast over ‘Wat een man is’. Hier zie je een schrijver aan het werk, die vanaf de eerste tot de laatste bladzijde een totale beheersing heeft over zijn materiaal. Wat was ook alweer dat vaak gedebiteerde geheim over de edele schrijfkunst? Nou ja, iets in de trant van: dat je zorgt dat je proza leest als een achteloos op een zomermiddag in elkaar getimmerde glijbaan en al je eventuele hoofdbrekens zorgvuldig zijn weggemoffeld dan wel glad geschuurd. Welnu, die kunst verstaat Szalay als geen ander. Of hij zijn niet-spectaculaire mannen nu ‘neerzet’ in de verkeerschaos van Londen, een verschoten huisje aan de rand van Praag, een tankstation in Wallonië of een ziekenhuis in Noord-Italië, steeds heb je het uitdagende idee een scène te lezen die volkomen representatief is voor het tijdsgewricht waarin we leven en voor de geestestoestand van de hedendaagse, Europese man, die mat en weifelend is. In verhaal twee neemt de lamlendigheid misschien wel de meest drastische vorm aan, als een jonge twintiger wegens geldgebrek zich een paar dagen laat uitwaaien op een niet al te ‘classy’ Grieks eiland en, bij wijze van in de schoot geworpen cadeau, genoegen neemt met het neuken van twee zwaar obese, Engelse dames; eerst de dochter en dan de moeder.
Het beeld dat na het dichtslaan van ‘Wat een man is’ blijft hangen, is die van een sekse die het stuur uit handen heeft gegeven en mee hobbelt op de lauwe golven van de welvaart. Niet voor niets werd Szalay al vergeleken met die andere schrijver die zo sardonisch kan inzoomen op onze alledaagse decadentie: Michel Houellebecq. Ronduit komisch is de kritiek op de boekensite Hebban, waar een boekverkoopster meent dat Szalay’s verhalen, och hemel, ‘passie’ missen. Inderdaad, deze schrijver is geen verzamelaar van psychisch leed, dat via een therapie, een schildercursus of absolute topseks wordt weggeblazen. De mannen in ‘Wat een man is’ zitten, ondanks hun daden, stevig vast in een cocon waarvan Szalay op zijn minst suggereert dat die niet overladen is met urgentie en betekenis. ‘Deal with it!’
Juist het minutieus registreren van dat richtingloze ronddobberen, is de kracht van dit Booker Prize-genomineerde boek (het won niet).
‘Wat een man is’, David Szalay, Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, 458 pagina’s, 21,99 euro