Rik de Jong stelt dat het afschaffen van het CPB het uithollen van de democratie betekent. Interessant genoeg levert hij zelf al het tegenbewijs van deze stelling in zijn introductie.
Daarin noemt hij dat Jesse Klaver (GroenLinks) zich stoort aan “de doorgeslagen fixatie op cijfers, voorspellingen en berekeningen waar veel van het economische en financiële beleid van Nederlandse regeringen op gebaseerd is. Spil hierin is het Centraal Planbureau (CPB).” Leuk detail, dat een socialist zich stoort aan een planmatige benadering van beleid. De kritiek is ook gegrond in de omstandigheid dat het CPB sinds 2010 is opgeschoven naar een meer neo-klassiek economisch model voor hun berekeningen. Daarin wordt iets meer rekening gehouden met het bestaan van een vrije markt.
Als het CPB de spil is in de doorgeslagen fixatie, waarom dan een dergelijk instituut behouden? Voor Klaver is dat antwoord niet moeilijk te geven. Stel dat het CPB alles zou doen wat hij zegt, leidt dat ook tot doorgeslagen fixatie op cijfers? Het antwoord is nee. Dan is het CPB immers ingericht op een wijze die Klaver wel aanstaat. De kritiek op het CPB van Klaver is dan ook politiek van aard, niet economisch. Uiteraard, de beide begrippen zijn ‘enigszins’ met elkaar verweven. Des te meer reden om er voorzichtig mee om te gaan.
Ondanks dat het niet tot de formele taakstelling van het CPB behoort, wordt er wel degelijk meebeslist. Dit in tegenstelling tot hetgeen door Vonk geschreven wordt. René Vonk schrijft in zijn excellente analyse van deze problematiek dat “een veelgehoorde klacht is dat partijen steeds kleurlozer worden, meer op elkaar gaan lijken en daarmee een soort D66 worden. Het CPB versterkt deze trend in hoge mate”. Hij baseert zich mede op onderzoek van de Volkskrant uit 2012 waaruit blijkt dat partijen zich op belangrijke punten richten op de uitkomsten van het CPB. Kwantitatief gaat het om slechts zo’n 10% van de bij het CPB ingediende plannen. Dat is op zichzelf niet veel. Kwalitatief gaat het echter om belangrijke onderwerpen, zoals verhoging van de pensioenleeftijd. Geeft het CPB geen fiat aan dit soort plannen, dan worden ze afgeblazen. Daarmee heeft het CPB een systematische invloed op wat politieke partijen doen. Zo beslist het CPB in zekere zin wat er met belangrijke politieke plannen gebeurt.
Dat het CPB zich verre houdt van politiek is een illusie. Uiteraard, en terecht, geven zij geen stemadvies ten aanzien van partijen. De politiek van het CPB zit in de gebruikte economische modellen. Zoals aan het begin van dit artikel geschreven is dit model sinds 2010 wat opgeschoven richting ‘vrije markt’, een van de redenen voor de kritiek van Klaver. Elk economisch model reflecteert in haar kern de politiek-economische voorkeur van de maker(s). Het is niet moeilijk voor te stellen dat het communistische waardebegrip (arbeid is waarde) een ander resultaat oplevert dan het economische waardebegrip (subjectiviteit als grondslag van waarde).
Het is waar dat de Tweede Kamer alsnog kan besluiten een wet aan te nemen waarvan het CPB stelt dat deze economisch minder houdbaar is. Dat wordt echter problematisch als, zoals hierboven beschreven, met name belangrijke plannen al bij het CPB sneuvelen.
Als laatste is het interessant dat de (ontstaans)geschiedenis van het CPB wel degelijk ligt in de de socialistische planeconomie. Socialist en econoom Tinbergen ijverde voor een bureau dat zelfstandig in de Nederlandse economie aan de slag kon. Dat was Nederlandse kamerleden toch iets te gortig. Hij was van mening dat het tijdperk van de vrije markt nu toch echt wel voorbij was. De door Vonk beschreven systematische invloed zou Tinbergen vandaag de dag enige hoop geven, zou hij nog leven. Hij streefde met het CPB immers naar de ‘systematische reconstructie van het economisch systeem waaronder wij leven’. U mag een keer raden naar welke politieke kant die systematische reconstructie zou overhellen.
Dat Klaver tekeer gaat tegen het CPB, maar het niet af wil schaffen betekent slechts dat hij het instrument naar eigen hand wil zetten. Een dergelijk CPB zou net zo objectief zijn als het Britse Lombard Street Research, het door Wilders ingehuurde bureau om kosten van een Nexit door te rekenen.
Eventueel afschaffen van het CPB is dan ook niet een uitholling van democratie. Het geeft de mogelijkheid aan partijen om een ideologische berekening van hun ideologische plannen te laten maken. Kiezers kunnen vervolgens op basis van praktische resultaten bepalen wat goede politiek geweest is en wat niet. De verantwoordelijkheid voor falen van een ideologie kan dan niet meer doorgeschoven worden naar het CPB. Nee, de afschaffing van het CPB zou in deze zin een goed voorstel zijn. Het versterkt de democratische verantwoordelijkheid van partijen en de ideologie die zij vertegenwoordigen.