David Foster Wallace (1962-2008) kun je gerust omschrijven als de meest fanatieke anti-Hollywood schrijver van Amerika. Een groot deel van zijn oeuvre is een rechtstreekse aanklacht tegen wat je ‘de wetten van het amusement’ zou kunnen noemen, namelijk snelheid, herkenbaarheid, plotgedrevenheid en een soepele, emotionerende afwikkeling van het verhaal. Foster Wallace is juist de kampioen van de wrijving. Van het inzoomen, het niet meer loslaten, het tot vervelens toe uitmelken van scènes en details, die conflictueus en/of schaamtevol zijn. Voorbeeld. In zijn onaffe, maar door de literaire kritiek tot absoluut meesterwerk gebombardeerde megaroman ‘De bleke koning’ (The Pale King) komt een personage voor met een ernstig zweetprobleem. Sommige schrijvers zouden dat afdoen in een bijzin, maar Foster Wallace neemt gerust twintig pagina’s de tijd om de consequenties van dat hevige zweten, het totale palet van angsten die het voor de persoon in kwestie en diens omgeving veroorzaakt, tot in alle zintuiglijke nuances en absurditeiten te beschrijven.
Geen wonder dat de uitgever op de achterflap gretig een citaat opneemt van de Vlaamse krant De Standaard waarin de onlangs vertaalde verhalenbundel ‘Korte gesprekken met afgrijselijke mannen’ (‘Brief interviews with hideous men’) wordt beschreven als ‘het beste, meest toegankelijke boek van David Foster Wallace’. Want de doem die levenslang boven Foster Wallace’s schrijverschap heeft gehangen, is dat hij geliefd was onder ironiegeile academici, maar door de rest niet gepruimd werd. Wat niet zo vreemd is: veel boeken van Foster Wallace bevatten simultaan – om maar eens een drempel te noemen – twee verschillende lettertypen! Eén lettertype voor het lopende verhaal. En een ander lettertype voor het omvangrijke notenapparaat dat Foster Wallace in zijn boeken wenst op te nemen. Hij schrikt er zelfs niet voor terug hele pagina’s te vullen met voetnoten, waarmee hij het lopende verhaal als het ware in de wacht zet. Welke auteur durft het lezerspubliek zodanig te jennen? En welke studiodirecteur zou een dergelijke scenarioschrijver langer om zich heen verdragen dan een WC-pauze?
Oké, wat valt er over dit – mogelijk meest toegankelijke – boek van David Foster Wallace te zeggen? Allereerst dat het ondanks de aanbeveling van ‘De Standaard’ de onmiskenbare signatuur van Foster Wallace draagt. En dat de ‘afgrijselijke mannen’ uit de boektitel dan misschien niet zweten, maar wel stuk voor stuk last hebben van één of meer psychische stoornissen en bijbehorende gedachtekronkels. En Foster Wallace geen tandje terugschakelt bij de hoeveelheid paginaruimte die hij denkt nodig te hebben om zijn ‘afgrijselijke mannen’ te portretteren. Neem de afgrijselijke man ‘DRURY’ uit ‘UTAH’ op pagina 27.
“Ik moet toegeven dat dat een belangrijke reden was om met haar te trouwen, dat ik dacht dat zij de beste was wat ik kon krijgen vanwege dat strakke lijf van haar ook nadat ze een kind had gekregen. Fit en strak en strakke benen – ze had wel een kind gekregen maar was niet helemaal uitgedijd en uitgezakt met overal spataders. Dat zal wel oppervlakkig klinken, maar het is niet anders. Ik ben altijd als de dooie dood geweest om met een knappe vrouw te trouwen en dat we dan een kind zouden nemen en dat ze dan zo’n uitgezakt lijf krijgt maar dat ik het voor de seks nog altijd met haar moet doen omdat ik nou eenmaal voor haar heb getekend om het de hele rest van mijn leven mee te doen. Het zal wel vreselijk klinken, maar in haar geval was ze om zo te zeggen vooraf getest – haar lijf was niet helemaal uitgezakt vanwege dat kind, dus wist ik dat ze een veilige keuze was om voor te tekenen en kinderen mee te krijgen en het nog altijd mee te willen doen. Klinkt dat oppervlakkig?”
“Ja, dat klinkt nogal oppervlakkig, meneer Drury!” ben je als lezer geneigd terug te roepen. Maar intussen besef je al te goed dat deze Drury probleemloos model kan staan voor vijftig, misschien wel vijfenzeventig procent van de jonge, Amerikaanse mannen, die niets liever willen dan een langdurig abonnement op bevredigende seks binnen het huwelijk.
Uitzoomend is ‘Korte gesprekken met afgrijselijke mannen ‘ vooral een staalkaart van onzekere heerschappen en hun obsessie met erotisch perfectionisme (voor de fans) alsmede een nodeloos uitgewalste verzameling gevallen van seksuele miscommunicatie (voor de teleurgestelden). In 2009, na de zelfmoord van Foster Wallace, zag regisseur John Krasinski zowaar een heuse bioscoopfilm in het troepje sneuneuzen en bedacht hij een studente die voor haar scriptie mannen interviewt, die de studente op onverwachte wijze toelaten in hun diepste zielenroerselen. Onder de titel ‘Brief interviews with hideous men’ lokte het bovendien een substantiële hoeveelheid publiek naar het witte doek. Al moest Krasinski voor dat succesje op de koop toe nemen dat hij in kranten werd afgezeken, omdat hij, volgens critici, de genialiteit van Foster Wallace en zijn hybride mislukkelingen had platgedrukt in een scenario van krap tachtig minuten.
Wie de veelzijdigheid van de gekte, de obsessies en de vergezochte oplossingen en therapieën, waaraan deze mannen ten prooi zijn, in al hun glorie tot zich wil nemen, kan de film beter links laten liggen en bij wijze van ‘the real stuff’ het boek lezen.
PS: wie naar aanleiding van deze recensie geïnteresseerd is geraakt in de schrijver David Foster Wallace, als persoon, kan zijn hart ophalen met de film The End of the Tour.
‘Korte gesprekken met afgrijselijke mannen’, David Foster Wallace, Uitgeverij Meulenhoff, 326 pagina’s, 24,99 euro