Zelden zal het aantreden van een nieuwe Amerikaanse president zowel in eigen land als in de kring van Amerikaanse bondgenoten zo met wantrouwen en ongerustheid zijn bezien als in het geval van Donald Trump. Hij kan, met een ongekend lage vertrouwensscore onder het Amerikaanse electoraat bij de start van slechts 38 procent, zichzelf minder dan wie ook van zijn voorgangers als president van alle Amerikanen beschouwen.
Dat wantrouwen en die ongerustheid gelden internationaal niet alleen Trumps programma, dat, indien serieus doorgevoerd, een enorme breuk zou betekenen met de politiek van de Verenigde Staten na 1945, zowel geostrategisch als ideologisch als economisch: de kampioen van de vrijheid die in een kampioen van het protectionisme zou veranderen.
Zij gelden daarenboven en niet in de laatste plaats ook de persoon(lijkheid) van Trump zelf: een rancuneuze, wispelturige en lichtgeraakte egomaan voor wie de wereld alleen om zichzelf draait in een mate waarin de zelfverheerlijking van vrijwel elke Zonnekoning uit het verleden verbleekt. En zij gelden zijn vrije omgang met de waarheid, of om het anders te zeggen: zijn onbeschaamde leugenachtigheid waarmee hij ondanks evidente bewijzen van het tegendeel even later openlijk loochent wat hij eerder heeft beweert.
Zijn publieke beweringen hangen daarbij van innerlijke tegenstrijdigheid aan elkaar en zijn nieuwe ministersploeg is al voortdurend bezig om haar aanstaande chef op tal van cruciale punten tegen te spreken. Dat grillige gedrag is niet beperkt gebleven tot de maanden van de verkiezingscampagne, maar door Trump als president-elect zonder mankeren voortgezet. Er is, alleen al op karakterologische gronden, weinig reden om aan te nemen dat dat na vandaag veranderen zal. Het zou wel eens precies dit kunnen zijn waarom hij de steun van zijn eigen kiezers zou kunnen verliezen: dat hij niet doet wat hij heeft beloofd.
Nu is een wat vrijere omgang met de waarheid op dit punt inherent aan het politieke bedrijf. Om dicht bij huis te blijven: ook Mark Rutte is niet in zijn eerste leugentje gestikt – geen cent meer naar de Grieken en zo. Dat verklaart ook het terechte wantrouwen van de andere partijen en van de meerderheid van de kiezers jegens zijn recente uitspraak dat hij de PVV nu categorisch van toekomstige regeringsdeelname uitsluit; daarvoor waren Rutte’s beweringen dienaangaande rond het vorig weekend soms toch weer net iets te cryptisch geformuleerd.
Maar Rutte kan als excuus voor zijn lange lijst van gebroken verkiezingsbeloftes in elk geval nog de Nederlandse coalitienoodzaak aanvoeren: helaas moet hij met abjecte andersdenkenden compromissen sluiten zodat het nu nog niet mogelijk is om u overal met 150 kilometer over de snelweg te laten razen en dit dus nog even aan jeugdige vloggers voorbehouden blijft die de wet wèl durven te overtreden.
Dat excuus heeft Trump niet: als president is hij al ambtshalve aanzienlijk machtiger dan een Nederlandse premier. En de Republikeinen, die zijn kandidatuur hebben ondersteund, bezitten zowel in het Huis als in de Senaat de absolute meerderheid. Dus hij kan (vrijwel) alles doen wat hij heeft beloofd – en als hij dat niet doet dan was zijn belofte of niet reëel (die muur die Mexico zou gaan betalen) of niet gemeend.
Leugenachtigheid valt hem in dat opzicht zwaarder aan te rekenen dan een Nederlandse partijleider die het altijd zo formuleert dat zijn programma dat is wat hij zou doen als hij het geheel voor het zeggen zou hebben. Dat heeft Trump.
Trump heeft de verkiezingen gewonnen dankzij zijn winst in de zogeheten Rust Belt States, de oude industriestaten in een gebied dat de Amerikanen merkwaardig genoeg als het Midden-Westen betitelen, maar geografisch, omdat ze toch allemaal aan de Atlantische zijde liggen van de Mississippi die het continent ongeveer halverwege doormidden snijdt, beter het Midden-Oosten genoemd zou kunnen worden. Dat waren, met Florida, de Swing States waarop het aankwam. En de Swing Voters die bepalend geweest heten te zijn waren de verarmde boze blanke arbeiders in deze gebieden die als gevolg van de energietransitie en de verhuizing van veel industrieën naar lagelonenlanden hun baan verloren hadden.
Voor alle duidelijkheid: het is uitdrukkelijk niet zo dat dat voor alle Republikeinse kiezers geldt. Gemiddeld waren die ook dit keer nog steeds aanzienlijk welvarender dan de Democratische. In dat opzicht zijn de Republikeinen ook met de miljardair Trump aan het hoofd nog altijd vooral de partij van de rijken. Onder de armere delen van het electoraat scoorde Clinton nog steeds veel beter. Maar dat een deel daarvan nu naar de Republikeinen overliep, en juist in de cruciale staten, was voldoende om Trump net het meeste kiesmannen (nadrukkelijk niet landelijk de meeste stemmen!) te laten winnen.
Trump wist hen over te halen met een paar beloftes: beëindiging van de immigratie en daarmee van concurrentie op de binnenlandse arbeidsmarkt, het terughalen van werk door protectionistische maatregelen, grootschalige investeringen in de verslonsde infrastructuur en (vooral) het hard aanpakken van de corrupte financiële wereld die schuldig was aan de economische crisis en zo innig met de Clintons verbonden zou zijn: drain the swamp – demp het moeras. Crooked Hillary was om die reden zijn geliefde scheldwoord.
Wat die boze blanke kiezers spoedig zullen moeten constateren, is dat zij op dat punt door Trump verraden worden. Zijn grote belastingverlagingen komen alleen miljonairs te goede, de financiële regels worden fors versoepeld en met liefst vijf ministers die aan de beruchte zakenbank Goldman Sachs verbonden zijn geweest heeft hij Wall Street nu al meer omarmd dan Hillary ooit zou hebben gedaan.