De verkiezing van Donald Trump tot 45e president van de Verenigde Staten heeft tot een globale hysterie in het politiek-mediale establishment geleid. Het is in zekere zin de finale van een verschijnsel dat in het Duits zo treffend met Realitӓtsverlust wordt aangeduid, het onvermogen om de werkelijkheid onder ogen te zien.
Hoe was dit mogelijk?
Gedurende bijna vijf decennia heeft een generatie een politieke en culturele werkelijkheid ontworpen die alleen onder laboratoriumomstandigheden (en door de Koude Oorlog) stand kon houden: een gefeminiseerde, geïnfantiliseerde en grenzeloze cultuur, die doordrenkt is van een agressief ontwikkelingsoptimisme. Wie niet mee wil(de) doen, werd en wordt op quasi-maoïstische wijze kaltgestellt.
In deze wereldbeschouwing kan men hele catalogi van thema’s en anathema’s onderscheiden. Tot de taboes behoren kritiek op de islam met bijbehorende sharia, alsmede illegale immigratie met bijbehorende misogynie (inclusief ‘kindhuwelijken’). Tegelijkertijd wordt het grenzeloze Europa gepropageerd en worden, indien ook maar even mogelijk, allerlei identiteiten (nationale, seksuele) te grabbel gegooid.
De juistheid van deze doctrines is voor de uitverkorenen onbespreekbaar. Het eeuwenoude ideaal dat leven waarheid en schoonheid moet opleveren wordt – weer eens – terzijde geschoven. Voor de derde keer binnen een eeuw wordt er een poging ondernomen om de ‘Nieuwe Mens’ (voorheen de ‘Proletarier’ en de ‘Ariër’) te creëren. De ideeën van deze Nieuwe Mens staan weliswaar haaks op die van beide voorgaande ideaaltypes – hij is namelijk multicultureel en kosmopolitisch – maar worden opnieuw omgeven door de aura van de inquisitie.
Een dergelijke ideologische bevangenheid moet noodzakelijkerwijze leiden tot fatale misinterpretaties en -representaties van de werkelijkheid. Deze is nu eenmaal veel en veel complexer dan de herauten van een vermeende vooruitgang willen doen geloven. Vandaar dat de op handen zijnde verkiezingsoverwinning van Trump, of de meteorische ontwikkeling van rechts-populistische partijen in Europa geheel aan het politiek-mediale establishment voorbij leken te gaan.
Angstaanjagend is de pseudoreligieuze haat en de extreme selectiviteit van de verontwaardiging van deze ‘wereldverbeteraars’. Wanneer de sharia voorschrijft homoseksualiteit met de dood te bestraffen, hullen zich de verontwaardigden doorgaans in een ijzig stilzwijgen. Opmerkelijk, want het internet levert talloze beelden hiervan. Op de gruwelijke details hoeft hier niet te worden ingegaan. Wanneer een seksueel roofdier als Bill Clinton tegen de lamp loopt zoals in de affaire rond Monica Lewinsky, worden er geen vrouwenmarsen georganiseerd. Men bewaart een dramatisch stilzwijgen. Of heeft er, in het gunstigste geval, slechts een gekrulde lip voor over. Kennelijk verdienen homofobie en misogynie het alleen bekritiseerd te worden wanneer zij door ‘de tegenpartij’ worden gepraktiseerd.
Wie zich thans zo druk maakt over de vermeende vrouwen- en homohaat van Donald Trump, windt zich op over een kiezelsteen om het rotsblok dat de weg blokkeert onbesproken te laten. Het grotere, veel dreigendere plaatje wensen velen niet onder ogen te zien. Ook dit is geen nieuw verschijnsel. Om het in de woorden van Winston Churchill te zeggen: “Each one hopes that if he feeds the crocodile enough, the crocodile will eat him last“.