“Ik ben geboren in een woud zonder grenzen, oud en woest als de schepping zelf, waar de bizon zwierf en de bomen ouder waren dan alles wat leefde.” Zo begint Eden, de nieuwe roman van Marcel Möring, die we al kennen van andere romans als Dis en De Louteringsberg. Eden kan gezien worden als de vervolmaking van de trilogie die die werken hebben ingezet.
In Eden worden twee verhaallijnen neergezet, die uiteindelijk ook met elkaar verbonden worden. In de eerste plaats is er het personage dat we in leren kennen als Niekas, niemand. Hij wordt geboren in een dorp zonder naam, in het bos. Een plaats die, net als hij, buiten de tijd lijkt te staan. Deze Niekas mag van Möring op allerlei avonturen gaan, waarvan de belangrijkste de zoektocht is naar het boek van Raziël. Dat is volgens de heerser die het boek wil hebben, gegeven aan Adam, bij het verlaten van de Hof van Eden.
Het boek is echter verloren geraakt en dus wordt Niekas, die ondertussen door het leven gaat als Schwarz, erop uit gestuurd om het terug te vinden. Dat blijkt -zoals wel vaker het geval is in romans- geen eenvoudige queeste. Schwarz wordt op zichzelf en zijn eigen listigheid aangewezen om de missie toch tot een goed einde te brengen. Dit is echter niet het enige avontuur dat dit personage meemaakt.
Langzaam maar zeker wordt duidelijk dat Niekas niet is zoals alle anderen: tijd heeft geen invloed op hem en zodoende slaat hij aan het zwerven. Zo wordt hij de typische ‘zwervende jood.’ Möring weet alle gebeurtenissen rondom dit personage op zo’n ontzettend natuurlijke en organische manier neer te zetten dat de roman ondanks de afwisseling in tijdsperiodes, en het verhaal van Niekas/Schwarz dat onze tijd steeds meer nadert, totaal niet gekunsteld of gedwongen aanvoelt.
Dan is er nog het verhaal van Mendel Adenauer, een psychiater. In eerste instantie lijkt dit personage totaal niet verbonden te zijn met wat zich afspeelt rondom Niekas/Schwarz. Niets is echter wat het lijkt en uiteindelijk blijken de twee personages meer met elkaar verbonden te zijn dan aanvankelijk het geval lijkt te zijn. Met name in symbolische zin hangen de personages aan elkaar. Niekas is de typische zwervende jood, die echter die ene grote gebeurtenis die op het leven drukt van iedere jood niet heeft meegekregen.
Daarmee is hij de tegenpool van Mendel Adenauer, die op een gegeven moment het volgende verzucht: “Van mijn kleine familie had door een pervers toeval iedereen het rijk van de dood betreden en was daar weer aan de nadere kant uit gekomen? Waartoe? Opdat ik hier nu, dubbel moederloos, gebogen onder het gewicht van hun herinneringen, in een leeg huis het bestaan in het gelaat kon staren?” Hiermee omschrijft hij de gevoelens van schuld waar ook nakomelingen van de overlevenden van de Holocaust mee te maken kunnen krijgen.
De combinatie van die twee personages, de ene die alles weet en daaronder gebogen gaat, en de andere die niets weet, maakt het verhaal erg sterk. Niekas geeft als het ware een inkijk in een alternatieve geschiedenis: zo had het dus ook gekund, zonder dat Ene. De vraag die dan overblijft is: is ignorance ook echt bliss?
Marcel Möring – Eden. De Bezige Bij, Amsterdam. 400 blz. € 19,90