Als komende verkiezingen één ding duidelijk maken, is het wel dat de tegenstelling tussen het etaleren van morele deugdzaamheid versus het benoemen van allerlei misstanden een veel grotere rol speelt dan een debat over concrete ideeën om problemen in Nederland op te lossen. Wat hierbij in hoge mate opvalt is de subtiele dubbelrol die diverse sterren aan de linkerzijde van het politieke firmament spelen. Gehuld in een gewaad van verbinding en inclusiviteit, waarbij het tegengaan van ‘een cultuur van angst en uitsluiting’ en zondebokpolitiek het summum bonum is, wentelen zij zich in hun eigen morele superioriteit. Het schaamteloze is evenwel dat links zelf al jarenlang de perfecte zondebok heeft gevonden: de neoliberaal.
Het feit dat de neoliberaal van links als zondebok mag acteren in deze campagne is eigenlijk de accumulatie van een jarenlange trend. Waar het in eerste instantie usual suspects als Ewald Engelen, Thomas von der Dunk en Jan Marijnissen waren die met gretigheid de neoliberalen zo ongeveer de schuld gaven van alles wat in de samenleving misgaat is het neoliberalisme tegenwoordig ook een vast onderdeel van het journalistieke pallet in serieuze kranten als NRC en Volkskrant. Een kritische reflectie op dit begrip heeft in de serieuzere media evenwel nooit plaatsgevonden. Dat is spijtig want de neoliberaal in huidige gedaante is vooral een imaginaire creatie.
Om te beginnen heeft er inderdaad wel degelijk een neoliberale school bestaan, die in de jaren ’30 en ’40 van de vorige eeuw vooral in Europa ontstond. Deze school, waar een grote denker als Friedrich von Hayek deel van uitmaakte, zocht naar aanleiding van de grote depressie in de jaren ’30 antwoorden op de vraag hoe een vrije markt in combinatie met een zekere mate van staatsinterventie effectief konden werken, zonder meteen in socialisme te vervallen. Mind you, deze school onderkende dus de nadelen van het klassieke, laissez-faire liberalisme en zocht naar oplossingen tegen de uitwassen hiervan. Het neoliberalisme zoals links dat tegenwoordig duidt, zou echter begonnen zijn met Reagan en Thatcher en zou in wezen een buitensporige omhelzing van de vrije markt behelzen.
Nu was de politiek van deze politici zonder meer een harde trendbreuk met de voorliggende periode. Na de verbeelding aan de macht van links in de jaren ’70 met een onbetaalbare explosie van de verzorgingsstaat tot gevolg werd ineens weer onversneden klassiek liberaal beleid gevoerd om de kwijnende economieën van de VS en het VK – met succes – weer tot leven te wekken. Hier was echter geen sprake van ‘neo’, maar eenvoudigweg van het oppoetsen van de klassiek liberale uitgangspunten. Hoewel liberalen in diverse smaken voorkomen en lang niet iedereen zich klassiek liberaal noemt (D66’ers gebruiken vaak het pleonasme ‘sociaal-liberaal’), is er echter vrijwel niemand te vinden die zichzelf ‘neoliberaal’ noemt. Logisch ook omdat concrete definiëring van dit concept in huidige verschijningsvorm simpelweg ontbreekt.
Nu is geen enkel systeem verheven boven kritiek en is kritische reflectie altijd nodig en gezond, ook op het liberalisme. Dat het populaire linkse discours echter de sterk stijgende kosten van onze uitstekende scorende gezondheidszorg, het gebrek aan sociale cohesie, rechts-extremisme, het verdwijnen van studierichtingen op universiteiten, werkloosheid in Zuid-Europa, de eurocrisis of zelfs het bedreigen van de veelvormigheid van de taal afschuift op het spook van het neoliberalisme is gewoonweg potsierlijk en getuigt vooral van intellectuele luiheid en onwil de échte oorzaken van maatschappelijke problemen te duiden.
Wanneer je het hartgrondig oneens bent met het liberalisme, fine. Wanneer je een volkomen andere, niet-liberale, ordening van de maatschappij voorstaat, uitstekend. Maar wanneer je alle misstanden die er te bedenken zijn afschuift op een niet bestaande stroming bezondig je je aan precies hetzelfde dat je zo verheven veroordeelt: populistische zondebokpolitie. Daar mag de serieuze pers best eens wat harder doorheen prikken.