Binnen het postzegelformaat waarop literaire krantenrecensies tegenwoordig zijn teruggeduwd, is het not done over, bijvoorbeeld, de auteursfoto op de achterflap van een roman uit te wijden. Het kost immers woorden? En zodoende schaarse ruimte? Alle reden, dus, om er op deze plek juist wel over uit te wijden. En te constateren dat de volwassen Teun van de Keuken (1971, programmamaker, beroemd van ‘Keuringsdienst van Waarde’) er op die achterflap van zijn debuutroman – suikerzoet lachend, zijn haar onberispelijk gecoiffeerd – alles aan lijkt te doen het zelfportret van een verlegen, tobbende jongen, zoals hij dat binnenin beschrijft, teniet te doen. Of op zijn minst ruimschoots te overschaduwen.
Zoals Teun op de achterflap van dit boekwerk staat afgebeeld, lijkt hij gereed om je een Peugeot of Volkswagen te verkopen, alvast genietend van de provisie en/of het schouderklopje dat hij ervoor op zal strijken. De afbeelding lijkt vooral te beantwoorden aan wat het gros van het koperspubliek van een tv-beroemdheid verwacht (welvaart, geluk, een stralende lach). En wellicht is de foto zelfs (maar nu ga ik waarschijnlijk te ver) een postume afrekening met de cultureel correcte, door en door ernstige levenshouding van zijn vader, die al in hoofdstuk één aan kanker overlijdt, maar wiens stempel van met de Derde Wereld begane karigheid zwaar op de jeugdige Teun drukt, zoals uit deze roman, ‘Goed volk’, pagina na pagina blijkt. Al zal de prozaïsche werkelijkheid rond de auteursfoto wel zijn dat de uitgever, ongeacht de schrijver en de teneur van diens boek, om louter commerciële redenen een fris en zorgeloos kiekje van de auteur heeft gekozen, zodat we een man te zien krijgen die je als lezer of lezeres met een gerust hart op de thee kunt uitnodigen en met wiens boek je een potentiële huisvriend binnenhaalt.
Al met al is ‘Goed volk’ een vermakelijke terugblik op een periode, de jaren ’70 en ’80, waarin het linkse gelijk nog een aanzienlijke factor van betekenis was en ‘deugen’ een fulltime bezigheid, die tot in de kleinste afdelingen van het leven doordrong. Kleine Teun is daarvan het slachtoffer, en ‘Goed volk’ is een smakelijk opgediend verslag van dat slachtofferschap. Zurig eten. Weinig cadeautjes. Voorgekookte smaakoordelen. Onvermogen tot spontaniteit. En een van boven opgelegde afkeer van alles dat naar Hollywood en glamour ruikt. Alsof deze seculiere gereformeerdheid nog niet deprimerend genoeg is, is Teun tot overmaat van ramp ook nog eens slecht in gymnastiek, zodat hij samen met zijn aanvankelijke vriend en medepispaal, Hans genaamd, het langste in de wacht staat om uiteindelijk, met evenveel tegenzin als waarmee ze zelf worden gekozen, tot één van beide teams toe te treden. Hoewel ‘Goed volk’ niet direct nieuw licht werpt op de beschreven tijdsperiode (Van de Keuken loopt tamelijk schools alle karakteristieken van het linkse levensgevoel af), is het psychologische spel dat hij in kaart brengt – hoe ver ga je om tot de ‘normalen’ te behoren en je van je zonderlinge ouders te distantiëren? – natuurlijk hyperactueel. En wat het boek, in mijn ogen, extra interessant maakt, is dat Van de Keuken ogenschijnlijk geen enkele poging doet zijn geschiedenis te verfraaien, ergo, zijn lafheid te verhullen. Van de Keuken laat zien hoe hij er alles aan doet van de besmettelijke ‘loser’ Hans af te komen, feitelijk de sta-in-de-weg om contact te krijgen met populaire jongens. Ja, als er één ding uit deze roman omhoog komt, is het de overtuiging dat collectieve krachten onmetelijk sterk zijn en dat de romantische cultuur van ‘jezelf zijn’ niet meer is dan een krakkemikkig privilege voor enkele bevoorrechten, die het sociaal economisch en daardoor mentaal zonder groepsgevoel af kunnen. Ergens in het boek lanceert de hoofdpersoon, de jonge versie van Teun dus, de stelling ‘Kapitalisme is communisme met andere middelen’, daarmee suggererend dat vrijheid nauwelijks bestaat en gewone mensen in beide systemen even slaafs aan een idee van normaliteit proberen te voldoen. Geen vrolijk wereldbeeld, inderdaad. Maar wie wel eens een tv-programma met Van de Keuken heeft gezien, weet dat hij geen lachebekje is (des te opmerkelijker die auteursfoto).
Wat de roman extra smeuïg en complex maakt, is dat zijn ouders de kleine Teun uit een hooghartig soort solidariteit naar een achterstandsschool sturen, met als leidende gedachte dat hun zoon enerzijds het plebs zal verheffen en anderzijds zal kennismaken met de volkse energie, die in het ideologische brein van zijn ouders louter goedaardig is. Het leidt tot allerlei genante situaties met voetballen, vechten en vriendinnetjes, die Van de Keuken in een effectieve stijl neerpent, dat wil zeggen: je gaat op in wat hij vertelt en vergeet de stijl, hetgeen volgens velen het mooist denkbare compliment voor een stijl is (dat je er niks van merkt).
Om helemaal geslaagd te zijn is ‘Goed volk’ wat mij betreft iets te opsommerig. De verhaallijn laat zich goeddeels samenvatten als ‘en toen-en toen-en toen’, hetgeen als nadeel heeft dat je na 120 pagina’s denkt: hoeveel genante situaties, hoe grappig ook, zijn er nog te gaan? Wat ik, tot slot, als een gemiste kans beschouw is dat enige reflectie op het laten stikken van pispaal Hans ontbreekt. En dat de vernederde Hans-figuur dus niet alleen door de leerling Teun in de kou wordt gezet, maar ook door de schrijver Teun. Hans verdwijnt zonder opgaaf van reden in een dikke mist.
Een échte schrijver had de ondergang dan wel de tragiek van de Hans-figuur niet zomaar laten schieten.
‘Goed volk‘, Teun van de Keuken, uitgeverij Prometheus, 190 pagina’s, 19,99 euro.