Verzet plegen. Het dreigt een sport te worden, die de Nederlandse jeugd enkel uit geschiedenisboekjes kent. Tegenwoordig ‘verzink’ je als jongere inzake protest, of verzet, algauw in een of andere subgroep of niche, die een maatregel wil verbeteren of terugdraaien, in eigen voordeel, meestal. Hoe logisch ook… dergelijke acties vallen eerder onder het kopje ‘correctie’ dan onder ‘verzet’. In feite hebben jongeren zich in de uiting van hun bedenkingen allang aangepast aan de heersende technocratie. Men maakt geen vuist meer, een kras, of een deuk desnoods, maar bedenkt in keurige denktankjes een alternatief (niet zelden keurig doorgerekend) plan, in de hoop op beschaafde wijze wijzigingen of afschaffingen van bepaalde wetten of besluiten te bewerkstelligen. Hoe anders is dat in Rusland! Hoewel uit noodzaak diep verborgen, heerst daar nog een pure verzetsgeest, die de autoriteiten niet poogt te corrigeren, maar volstrekt voor schut te zetten. En daarmee de bestaande orde, in z’n geheel, uit te dagen.
Een van de bekendste, Russische ‘verzetshelden’ van dit moment is Nadja Tolokonnikova (1989), die met haar boek ‘Zo begin je een revolutie’ zowel een autobiografie van haar verzetswerk als een handboek voor aspirant-revolutionairen heeft geschreven. In tweehonderd korte hoofdstukjes combineert de voormalig filosofie-studente de snode plannen van haar meest legendarische project, ‘Pussy Riot’, met haar alledaagse, feministische inzichten en pregnante uitspraken van dwarse filosofen. Het levert een aangename cocktail op van burgerlijk ongehoorzame acties, overpeinzingen en stemmen uit het verleden. Voor de duidelijkheid: Tolokonnikova is advocaat van de permanente revolutie, op alle gebieden. Actie voeren kan alles zijn, wat je zegt, wat je nalaat te zeggen, wat je opschrijft, wat je nalaat op te schrijven, wat je overvalt, wat je met rust laat, wat je afspreekt met vriendinnen (een striptease), wat je zingt, wat je eet, waar je om lacht, wat je schreeuwt en, bovenal, wat je weigert. Ergens in haar betoog meent Tolokonnikova dat veel mensen leven ‘alsof ze nog 500 jaar te gaan hebben’, ze sukkelen maar door; iets dat behalve haar verbazing ook haar minachting wekt.
Hoewel de door Tolokonnikova gepropageerde acties, zeker op een westerse lezer, soms wat puberaal en kinderachtig overkomen – een punkgebed aanvangen met de regels “Moeder van God, Maagd, jaag Poetin weg/Jaag Poetin weg, jaag Poetin weg”, is geen bijster originele opening – rechtvaardigt de ernst van de Russische situatie de soms grove en ongenuanceerde stijl van Nadja en haar vriendinnen. Als je vanwege het beledigen van de Russisch-orthodoxe kerk voor twee jaar naar een strafkamp in Mordovië wordt verbannen, is het logisch dat je radicaliseert. En in je drang naar een andere orde geen geduld meer hebt met twijfelaars en stille meelopers, die in Rusland zomaar eens de meerderheid zouden kunnen vormen.In hoofdstuk 146 noteert Tolokonnikova:
“Mensen putten me niet uit. Wat me uitput, is de teleurstelling die ze me bezorgen door hun onderdanige gedrag. Misschien is dit iemand voor wie ik bewondering kan opbrengen? denk je. Ik sta ervoor open iets inspirerends te ontdekken in mensen. (…) Zorg ervoor dat ik je bewonder, alsjeblieft.”
De grimmigheid tussen de Russische machthebbers en luidruchtige opposanten als Tolokonnikova, gesymboliseerd in het strafkamp, mag dan onvergelijkbaar zijn met ‘onze’ situatie in het westen: haar weerzin tegen consumptiegerichte apathie is verre van specifiek Russisch. Het mag zo zijn dat het over je kop trekken van bivakmutsen en het tussen kerkmuren laten echoën van vunzige en/of opruiende teksten in de liberale democratie slechts tot schouderophalen zou leiden, in plaats van gecoördineerde acties van politie- en veiligheidsdiensten: de notie met puberale ‘gekkies’ van doen te hebben zal aan weerskanten ongeveer eensluidend zijn. Het door punk en feminisme aangewakkerde activisme van Tolokonnikova beperkt zich dan ook niet, wil ik maar zeggen, tot boeman Poetin. Niet voor niets is de schrijfster thans actief als internationale voorvechter van vrouwenrechten; een rol die ze met verve, en humor, speelt.
Hoewel geen wonder van methodische amokmakerij, geeft dit boek een treffend beeld van de springerige geest die verzetshelden eigen is. In het strafkamp zweer je praatgroepjes af, en leer je de bijl van de onmiddellijke brutaliteit hanteren. Dat levert soms knetterend proza op.
‘Zo begin je een revolutie’, Nadja Tolokonnikova, Atlas Contact, 240 pagina’s, 18,99 euro