Mundus vult decipi, de wereld wil bedrogen worden, luidt een oud Latijns spreekwoord. In de De ondraaglijke lichtheid van het bestaan (1984) wijst de vermaarde romancier Milan Kundera (1929) het linkse geloof in de ‘broederschap der mensheid’ aan als de politieke kitsch par excellence. ‘De Grote Mars’, noemt Kundera deze leugen, belichaamd in de roman door Franz, de naïeve dromer en wereldverbeteraar, wiens personage doordesemd is van kitsch. Jesse Klaver is de Franz van de Nederlandse politiek anno 2017, de vleesgeworden kitsch.
“De Grote Mars”, schrijft Kundera, “dat is die schitterende weg voorwaarts, de weg naar broederschap, gelijkheid, rechtvaardigheid, geluk en nog verder, over alle hindernissen heen, want hindernissen hebben we nodig, pas dan wordt de mars de Grote Mars.” Het is deze betovering van de Grote Mars die linkse mensen samenbindt, in alle tijden en richtingen, aldus Kundera. De Grote Mars is, kortom, de illusie van een zingevend en holistisch narratief, dat verandering en vooruitgang belooft.
Het is daarom niet verwonderlijk dat Klaver volle zalen trekt en vooral jongeren bezielt. Zijn pleidooi voor een inclusieve en empathische samenleving doet een beroep op het morele sentiment van de millennial. Daarnaast spreekt zijn Trudeauaanse verschijning – jong, fris en charismatisch – tot de verbeelding. Klaver raakt de (jonge) kiezers in hun ziel, hij schept een hartstochtelijk visioen van collectief geluk. Daar wringt echter de schoen, want in een wereld zonder ironie en twijfel heerst de politieke kitsch. “In het rijk van de kitsch heerst de dictatuur van het hart”, schrijft Kundera. “Broederschap van alle mensen kan alleen gebaseerd zijn op kitsch.” De identiteit ervan is altijd gebaseerd op metaforen, vocabulaire en beelden, en nooit op pragmatische, rationele ideeën en strategieën.
Het ontbreekt Klaver, net als Franz, aan zelfrelativering en gezond verstand. Zijn ideologisch wensdenken vertroebelt het zicht op de werkelijkheid. Je eigen levensverhaal vergelijken met dat van Barack Obama getuigt bijvoorbeeld niet bepaald van relativeringsvermogen. Sterker nog, het doet zelfs ontzettend verwaand en megalomaan aan. Net als de ambitie van Groenlinks om het ‘motorblok van een nieuw kabinet’ te maken volkomen onrealistisch is.
Klaver wil net als Franz de fantasie aan macht, ze zoeken in de politiek wat er niet te vinden is: de romantiek van het avontuur, de zucht naar intensiteit en lyriek, de ongebroken eenheid van liefde, de utopie van een gelukzalig leven kortom. Maar de hartstochten van de romantiek botsen uiteindelijk onontkoombaar op de weerbarstige politieke realiteit, vooral in ons technocratisch coalitiestelsel, waar het primair draait om compromissen sluiten en gezamenlijk besturen, oftewel: polderen. Politiek gaat niet om de zin van het leven.
De oneliners van Klaver, vol pathos, verworden daarom al snel tot holle frasen. Ze ontkennen de complexiteit van de politiek, net als Franz het bestaan van stront – de onverschilligheid en het zwijgen van de geschiedenis, aldus Kundera – ontkent. Klaver gelooft oprecht dat in de politiek ‘niets onmogelijk is’, zolang ‘de hoop maar wint van de angst’. Dit idealisme is bewonderenswaardig, maar neigt ook al snel naar dogmatische en nietszeggende retoriek. Zo zei Klaver in zijn eerste toespraak als lijsttrekker over de beelden van de vluchtelingencrisis: ‘Ik kan er als politicus niet naar kijken zonder dat ik vader ben, zonder dat ik de kleinzoon van mijn opa ben.’
Met moreel engagement is niks mis, maar als politicus is het juist van essentieel belang om een rationeel handelingsperspectief te laten prevaleren boven emotionele beeldspraak. Elke vorm van politiek idealisme dat het Weberiaanse onderscheid van tussen de overtuigingsethiek en de gevolgenethiek, respectievelijk handelen volgens een principiële overtuiging en handelen volgens een praktisch pragmatisme, niet in acht neemt, ontaardt paradoxaal genoeg al snel in gewetenloos optimisme. Empathie alleen leidt niet tot concrete oplossingen in het belang van de samenleving. Karikaturaal kun je het wereldbeeld van Klaver, in de taal van Kundera, dan ook in één zin samenvatten: ‘Wat mooi om samen met het hele mensdom ontroerd te zijn door kinderen die over een grasveld rennen!’.
Franz reist uiteindelijk, met een groep intellectuele revolutionairen, af naar Cambodja om de Grote Mars te laten triomferen, maar hij blijkt in de werkelijkheid minder heldhaftig te zijn dan in de verbeelding. Gedesillusioneerd realiseert hij zich plots dat achter de façade van zijn idealisme een grote leegheid schuilgaat. “In plaats van zich te laten doodschieten liet Franz het hoofd hangen en ging met alle anderen in ganzenmars terug naar de bussen.” Ofschoon GroenLinks bij de verkiezingen hoge ogen gooide, loopt ook ‘De Grote Mars’ van Klaver onvermijdelijk op een farce uit.