Als er na de Turkijerel een ding duidelijk is geworden is het dat we in Nederland een probleem hebben. Een probleem met een deel van Turks Nederland. Een deel dat fysiek weliswaar hier in Nederland woont, maar geestelijk vrijwel geheel in Turkije leeft. Een deel dat zich exclusief Turk voelt, en ook als Turks staatsburger wordt beschouwd door de machthebber in Ankara. Een deel dat niet aarzelt om de straat op te gaan om haar loyaliteit voor Turkije uit te spreken en op te komen voor de belangen van het vaderland, van Turkije. En wanneer dat een conflict met Nederland betekent, dat vindt men dat prima. Men woont hier immers alleen. Meer niet.
Vooropgesteld, het gaat hier om een deel van Turks Nederland, en bij lange na niet om het overgrote deel van de Turkse Nederlanders. De Turkse gemeenschap bestaat niet als zodanig. Zij is enorm divers. Veel Turken voelen zich wel degelijk verbonden met Nederland, en velen hebben zich de afgelopen tijd (weer) kapot geschaamd voor de hardschreeuwers op straat. Het probleem ligt dus bij een deel van de Turkse Nederlanders. Dit probleem bestaat al decennia, en is ontstaan vanaf het moment dat de Turkse gastarbeiders die zich hier vestigden met hulp vanuit het vaderland een parallelle samenleving op gingen bouwen die vandaag de dag diep geworteld is in onze maatschappij.
En wij hadden dat niet door, een enkeling daargelaten. Maar we hadden het wel door kunnen hebben. Niet alleen wanneer we al die tijd meer de moeite hadden genomen om ons eens echt te verdiepen in multicultureel Nederland, maar ook omdat we al die tijd de waarschuwingen die kwamen vanuit datzelfde multiculturele Nederland genegeerd hebben, of in de wind hebben geslagen. De waarschuwingen, die kwamen van de Koerden. De Koerden, die reeds volop ervaring hadden opgebouwd met Turkse religieus fundamentalistische en extreemrechtse structuren. Ook in Nederland.
Want terwijl in het kader van ons ‘integratie’-beleid de subsidies rijkelijk vloeiden naar organisaties van vier bevolkingsgroepen: Marokkanen, Antillianen, Surinamers en, jawel, Turken, bloeide het Turkse nationalisme al welig, probeerde de Turkse overheid reeds indirect haar invloed uit te oefenen, werden conflicten in Turkije hier op straat uitgevochten, en werden Koerdische verenigingen al aangevallen. Het was de tijd dat rechts-conservatieve Turkse Nederlanders zich als progressief en links profileerden en ook onderdeel uitmaakten van partijen die dat eveneens waren.
In die tijd hadden de Koerden reeds de invloed van Turkse media op Turkse Nederlanders aangekaart. Koerden kaartten reeds de Turkse overheidsbemoeienis in Nederland aan. Zij wezen al op het hier bloeiende Turkse nationalisme aan, en de dreiging aan die hiervan uitging. In de eerste plaats voor henzelf, maar ook voor de bredere Nederlandse samenleving. Want de Koerden voelden al aan wat er hier aan de hand was, en hielden ondertussen ook een schuin oog op de ontwikkelingen in Turkije, die een voorbode vormden voor de storm die hier op zou steken.
In Nederland hebben we hier echter niet naar geluisterd. Teveel Nederlanders dachten, en denken, dat je een racist met, of niet met de multiculturele medeburger wilt samenleven, wanneer je kritiek hebt op dergelijke tendensen, wanneer je kritiek hebt op fundamentalistische of nationalistische organisaties. Organisaties die mooi weer speelden omdat ze het woord ‘integratie’ te pas en te onpas gebruikten. Terwijl hun werkelijke bijdrage aan het integratieproces van Turkse Nederlanders vrijwel nihil is geweest.
Inmiddels is het wel duidelijk hoe de vork in Turks-nationalistische steel zit. Maar nog steeds is hier in Nederland nog niet dramatisch veel veranderd. Want nog steeds krijgen in ons land Turks-nationalistisch georiënteerde studentenclubs bijvoorbeeld subsidies van onderwijsinstellingen terwijl ze Armeense Genocide-ontkenningsbijeeenkomsten organiseren. Nog steeds oefenen extreemrechtse en religieus fundamentalistische organisaties grote invloed uit in Turks-Nederlandse kring, en dan met name op de jeugd. En inmiddels heeft het Turkse nationalisme ook een drager gevonden in de Nederlandse politiek, die inmiddels met drie verkozen volksvertegenwoordigers in het parlement zetelt.
Een uitkomst is voorlopig nog niet in zicht. Want het is een vicieuze cirkel. Doordat men zo nationalistisch is is men op Turkije georiënteerd, en doordat men zo sterk op Turkije is georiënteerd blijft men nationalistisch. Een doorbraak van deze cirkel laat, ondanks dat er vanuit Turks-Nederlandse hoek zich eveneens een steeds sterker en zichtbaarder (maar minder goed georganiseerd) tegengeluid aftekent, nog op zich wachten. En de recente Turks-Nederlandse spanningen en de retoriek van Erdogan zullen hier allerminst aan bijdragen.
Bij veel Koerden heeft dit alles, en vooral de naakte zichtbaarheid ervan in het afgelopen jaar, geleid tot een gevoel van ‘I told you so’. Want in die kringen zag men al die tijd al dat we met een schaap in (grijze) wolfskleren te maken hadden. De Koerden hadden Nederland al gewaarschuwd. Maar Nederland wilde niet luisteren. Laat dit een les voor ons zijn voor de volgende keer, opdat we een dergelijke fout niet nog een keer maken.