De ontwikkeling van de Partij van de Arbeid is tekenend voor de politieke ontwikkeling van Nederland na de Tweede Wereldoorlog. Vanuit een historisch perspectief betoog ik in dit artikel ondermeer dat de neergang van de Partij van de Arbeid al werd gelegd in 1966.
De eerste tien jaar na de Tweede Wereldoorlog was het land sterk gericht op herstel. Het land was inwaarts gericht en er was vooralsnog weinig aanleiding tot globalisering van het bedrijfsleven. Door de geleide loonpolitiek hadden veel Nederlandse gezinnen in de jaren veertig en vijftig weinig geld te besteden. De nadruk lag op zuinig doen met het gezinsloon. In de jaren zestig veranderde dit beeld. Door het loslaten van loonmatiging stegen de inkomens fors en ging men meer consumeren. Tussen 1955 en 1965 stegen de consumptieve uitgaven van de Nederlandse huishoudens met 42 procent. Een minder groot deel van de uitgaven werd besteed aan de eerste levensbehoeften, zoals voedsel en huisvesting en steeds meer aan kleding, comfort en inrichting van het huis. In de jaren vijftig ging 43 procent van de Nederlanders niet op vakantie, daarna werd vakantie naar het buitenland vrij algemeen.
De economie groeide zo hard dat capaciteitstekort optrad. Begin jaren zestig werden de eerste laaggeschoolde en goedkope ‘gastarbeiders’ uitgenodigd om de economie verder uit te bouwen. Aanvankelijk kwamen ze uit Europese landen als Portugal, Griekenland en Spanje. Later uit niet-Europese landen als Marokko en Turkije. Nederland werd steeds meer ‘outward looking’: minder nationalistisch, meer kosmopolitisch, meer globalisering.
Deze trend kreeg logischerwijze ook een politieke vertaling. Indicatief hiervoor is hoe het de PvdA is vergaan. De tweede helft van de jaren zestig was in politiek opzicht een roerige tijd. Nieuwe politieke partijen werden opgericht, in de gevestigde partijen heerste onrust. D66, opgericht en geleid door Hans van Mierlo, kwam voor het eerst in de Kamer met zeven zetels. Progressieve KVP-ers en ARP-ers richtten een eigen partij op: de Politieke Partij Radikalen (PPR).
Door de verzorgingsstaat konden sociale problemen en dreigende armoede worden opgevangen. Iedereen in Nederland kreeg recht op financiële bijstand in geval van nood. In de jaren zestig van de vorige eeuw raakte de verzorgingsstaat goeddeels gereed. De gedachte was dat het werk vrijwel af was. Het imago van de arbeidersklasse als zielige underdog was verdwenen. De arbeiders hadden zich verheven, vooral ook in de dienstensector. Er ontstond een bloeiende middenklasse van ondernemers. En met hen had ook het partijkader van de Partij van de Arbeid zich verheven, gestudeerd en mogelijk zelfs een leerstoel aan de universiteit verworven. De PvdA ontwikkelde zich tot een elite, een regentenklasse, maar wilde dit zelf niet weten.
Eén voorbeeld is algemeen bekend: PvdA-coryfee Arie van der Zwan, wiens vader visboer was. Arie was opgeklommen tot hoogleraar commerciële economie en bedrijfsstatistiek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. De PvdA ontwikkelde een zeker dedain in het partijkader en afkeer van de patatetende en sportkleding dragende voormalige arbeidersklasse, ook wel ‘klootjesvolk’ genoemd. De lotsverbetering van het proletariaat was voltooid.
Die verbetering vond mede plaats dankzij de economische groei. Het kapitalisme en de globalisering floreerde vooral in de tweede helft jaren tachtig en jaren negentig. De socialisten gingen op zoek naar een andere achtergestelde doelgroep danwel onderdrukte klasse. PvdA-leden vonden nieuwe onderdrukten in ontwikkelingslanden, landen die volgens hen onderontwikkeld waren gebleven door het kolonialisme. De marxistische filosofie gaf de nodige theoretische onderbouwing aan dergelijk gedachtegoed.
De CPN was binnen het Nederlandse politieke bestel een vaste waarde. Zoals PvdA-prominent en oud-communist dr. Paul Scheffer. Onder de naam Nieuw Links smeedde een groepje PvdA’ers binnen de partij een vernieuwingsbeweging die van 1966 tot 1971 opgeld deed. Initiatiefnemers waren de journalist Han Lammers en de econoom Hans van den Doel. In september 1966 werd het manifest Tien over Rood gepubliceerd. De tekst werd geschreven door Hans van den Doel, Arie van der Hek, Reinier Krooshof, Han Lammers, André van der Louw, Tom Pauka, Rob de Rooi en Arie van der Zwan.
Een belangrijk programmapunt was de ‘onvoorwaardelijke erkenning van de DDR’. Toen dat ideaal in duigen viel kwam de onvoorwaardelijke steun aan Europese integratie daarvoor in de plaats. De nationale grenzen konden volgens Nieuw Links worden opgeheven, Europese grenzen zouden daarvoor in de plaats komen. Een ander programmapunten was: ‘De PvdA neemt niet deel aan een regering, tenzij vaststaat dat de ontwikkelingshulp twee procent van het nationale inkomen bedraagt.’ Er moest geld naar de arme mensen daar, vooral ook omdat wij medeschuldig zijn aan hun achterstelling vanwege ons koloniale verleden. De hongerende kindertjes in Biafra verschenen dan ook veelvuldig op de beeldbuis.
Globalisering werd stevig omarmd. De PvdA kwam steeds verder af te staan van de eigen achterban en keerde zich hier in feite tegen, ook wel ‘het verraad van de arbeidersklasse’ genoemd. In feite werd in 1966 met Nieuw Links de kiem gelegd voor de afstraffing die de partij in 2017 zou ondergaan.
Nieuw Links sloeg aan: de optiek van de PvdA verschoof van ‘benauwde en kortzichtige’ binnenlandse belangen naar belangen van onze medemens in het buitenland: “Wij hebben het immers hier zo goed en zij zo slecht”, was het motto. Voortaan was de rode kleur van de PvdA gekoppeld aan de ontwikkelingsproblematiek, de onvoorwaardelijke steun aan de armen aldaar en steun voor de Europese integratie.
Opvallend is dat veel prominente (ex)-PvdA’ers zich tegen de nieuwe ideologie keerden. Willem Drees, premier van vier kabinetten, was de eerste. Hij zag tot zijn afgrijzen dat de PvdA een volgens hem volslagen verkeerde richting insloeg. Hij brak met de partij en stierf miskend. Er volgde een lange rij politici die eveneens miskend werden, zoals de verguisde en ‘door de kogel die van links kwam’ vermoordde Pim Fortuyn en Jan Nagel. PvdA-icoon Joop den Uyl was een uitgesproken nationalist en kon in feite niet mee met Nieuw Links. Hij werd gedoogd op basis van zijn statuur.
De nieuwe lijn van links was gericht op ontwikkelingslanden en Europa. De signatuur was kosmopolitisch, weg van nationalisme (hetgeen soms zelfs op één lijn werd gesteld met fascisme). Deze internationale oriëntatie viel samen met de (neo)liberale lijn van rechts om ruim baan te verlenen aan multinationals. Bedrijven als bijvoorbeeld Shell, Unilever, Philips, Akzo, Ahold, DSM, Heineken en diverse grootbanken profiteerden volop hiervan. Het in dit opzicht samenvallen van liberalen en socialisten leidde tot het faciliteren van internationale bedrijfsleven door fiscalisten (belastingontwijking via taxhavens), accountants, advocaten, consultants, wetenschap en de ondersteunende bureaucratie in den brede.
Wat ooit elite was en rechts, ging zich met de veren van links tooien. Dit ging, en gaat, met de nodige arrogantie gepaard. De term ‘onderbuikgevoelens’ is een geliefkoosde uitdrukking, dit afgewisseld met ‘racist’ of zelfs ‘fascist’ voor de wat steviger gevallen. De vroeger gangbare politieke termen ‘rechts’ en ‘links’ hadden hun inhoud verloren, in feite waren de termen van plaats gewisseld.
Degenen die achterbleven waren de laagopgeleiden en middenklassers, wier inkomens relatief steeds verder achterbleven. De stagnatie van lagere inkomensgroepen deed zich voor terwijl de reële inkomens van de top 1 procent hoogste inkomens in de wereld met 60 procent zijn gestegen sinds het midden van de jaren ’70. In die tijd kwam ook de kreet ‘links lullen, rechts vullen’ in zwang, naar aanleiding van de lange rij mensen die zich ‘links’ noemden maar zichzelf ‘rechts’ wisten te verrijken. Voor de extremere inkomens had oud-premier Wim Kok het over “exhibitionistische zelfverrijking”, terwijl deze oud vakbondsman, PvdAer en socialistisch spreker later zelf maar al te graag lid werd van Raad van Commissarisen bij multinationals.
De kabinetten Kok I (1994-1998) en Kok II (1998-2002), beiden gevormd door PvdA, VVD en D66 werden ‘paars’ genoemd, een bijzonderheid omdat voor het eert sinds 1918 geen confessionele partijen zitting in een kabinet hadden. De omhelzing van de sociaal democraten met de liberalen was als die van een wurgslang. Dit met welgemeende deelneming van de liberalen.
De globalisering van bedrijven heeft veel meer geholpen hun winsten te verbeteren dan het de lonen deed toenemen. Geen wonder dat Nederlanders niet meer geloven dat de ‘gewone man’ een eerlijk aandeel in de welvaart krijgt. Dat de reële lonen voor de werkende en middenklasse gedurende vele decennia stagneren wordt ondermeer bevestigd in de inaugurele rede getiteld Meedoen in onzekerheid (juni 2016) van het hoofd van de onderzoekssector Arbeid en Participatie van het Sociaal Cultureel Planbureau, prof. dr. J.C. Vrooman.
De publieke ontevredenheid hing, en hangt, vooral samen met het stagneren van lonen. Een schrale troost voor de PvdA is dat een vergelijkbaar patroon zich voordoet in andere westerse landen, uiteraard ieder met een eigen accent. Zo beschouwde de Franse econoom Thomas Piketty het thema economische ongelijkheid vanuit een historisch en statistisch oogpunt. Hij kreeg internationale bekendheid na de publicatie van Le Capital au XXIe siècle in 2013 .
Zolang de levensstandaard verbetert, zoals tot aan 2008, kunnen werknemers leven met een toename van de inkomensongelijkheid. Dit impliceert dat als de stagnatie van de lonen voortduurt de populistische revolte zal aanhouden. De problematiek betreft met name een verdelingsvraagstuk. Trump is gekozen om dat probleem op te lossen: “The forgotten people will be forgotten no longer“.
Interessant in dit verband is de stellingname van ex-communist Paul Scheffer. Hij verwijt Nederlanders in zijn boek De vrijheid van de grens (2016) dat ze ‘nationalistisch, behoudzuchtig, hoogmoedig, populistisch en geborneerd’ zijn. Hij adviseert zijn medeburgers een “waarachtig kosmopolitische levenshouding aan te nemen” en dat we “enthousiast dienen te zijn over open grenzen”.
Gelet op het mondiaal opkomend populisme lijken steeds minder burgers te voelen voor kosmopolitisme. Ze bewegen zich juist in tegenovergestelde richting. Daar waar de nationale staat wordt uitgehold neemt vertrouwen in solidariteit af en neemt de hunkering naar lokale verbondenheid toe. De overheid wil een participatiemaatschappij, maar wordt door de ontwikkelingen ingehaald. De overheid mag blij zijn als zij mág participeren in burgerinitiatieven en burgercoöperaties.
Steden en lokale politieke partijen worden belangrijker binnen het politieke spectrum. Het is de trend dat mensen nauwer betrokken willen zijn bij wat er gebeurt in hun leefomgeving. De macht, de inspraak en het denken gaat terug naar de basis, als reactie op het afstandelijker geraken van het bestuur. Nederland is een koploper qua internationale oriëntatie, terwijl de burger betrokken en geïnspireerd is, nu meer zijn eigen wereld creërend om heer en meester te zijn over het dagelijkse leven, na een periode van sterke globalisering: kosmopolitisch qua wereldoriëntatie en een sterkere nadruk op nationale en locale belangen bestaan thans naast elkaar.
De stellingname van Scheffer is indicatief hoe ver de PvdA verwijderd is van wat er in de maatschappij leeft. Maar niet alleen dat, men zit contrair aan de richting waarin deze beweegt en de partij schijnt het zich niet te realiseren. Geen wonder dat PvdA’er Rob Oudkerk adviseert de partij dan maar op te heffen.
Hoe gaan we de toekomst tegemoet voor Nederland en Europa? Er lijkt helaas weinig reden voor overmatige vrolijkheid. Aan de economie zal het niet liggen. We werken hard en het consumentenvertrouwen is goed. Met het vertrouwen in de sociaal-culturele ontwikkeling is het veel minder goed gesteld. Globalisering is dé drijvende kracht achter economie en maatschappelijke ontwikkelingen. Merkwaardigerwijs blijft het onbenoemd tijdens iedere verkiezingscampagne. We hebben gezien dat de ontwikkeling van globalisering een sterke invloed heeft gehad op het financieel-economische profiel van landen. Dat heeft z’n politieke vertaling gekregen, maar veel minder zichtbaar.
We gaan een periode van deglobalisering tegemoet en de verwachting is dat dit wederom diepe sporen zal nalaten. Dat betekent dat we weer richting nationalisme gaan. CDA’er Sybrant Buma wenst het volkslied staande te laten zingen in klaslokalen. Premier en opperzwabberaar Mark Rutte roept op ‘normaal te doen’ en allen die dat niet doen kunnen ‘oppleuren’.
Te voorzien is dat niet alleen muren gebouwd zullen worden tussen de VS en Mexico en muren om huizen in de gegoede buurten in de grote steden van Zuid-Amerika, maar ook in Europa. Dat schrikbeeld moet helaas niet uitgesloten worden. Met alle varianten, erger en minder erg, van dien.