Dit artikel kon worden geschreven dankzij uw donaties aan Sietske Bergsma. Doneer NU gul voor nóg meer Sietske Bergsma op TPO.nl!
Ayaan Hirsi Ali’s nieuwste publicatie, De uitdaging van Dawa (The challenge of Dawa), verscheen de dag voor de aanslag in Londen bij het parlementsgebouw – islamkritische werken hebben daar een handje van, lijkt het. Ik dacht aan Michel Houellebecq’s Soumission en Platform, die respectievelijk op de dag van de moord op de redactie van Charlie Hebdo en rond 9/11 verschenen. Deze (weliswaar non-literaire) analyse van Hirsi Ali over oprukkend islamisme is dan ook – met de gruwelijke beelden van aangereden voetgangers nog vers in het achterhoofd – opnieuw verbijsterend van begin tot eind, juist omdat het van dat soort beelden afstand houdt, niets vanuit een emotie of ideologie interpreteert (behalve misschien het ideaal van de vrijheid) en -vooral- hamert op een oplossing voor de mislukte Amerikaanse en Europese strategie na 9/11, die de ideologie achter islam (bewust) compleet genegeerd heeft. Die tijd van negeren is nu echt voorbij, blijkt uit dit rapport.
Het is na ‘jihad’ het nieuwste woord waar westerlingen niet meer omheen kunnen: ‘dawa’. Dawa is een brede, wereldwijde praktijk, die door islamisten wordt ingezet om een heel mechanisme in gang te zetten – met als doel de invoering van islamitisch recht (de sharia). De ‘jihad’, die mensen al langer kennen van IS en aanslagen in het westen, is binnen die praktijk slechts een ultiem, laatste middel. De praktijk van dawa behelst veel meer en is in feite zorgwekkender dan geweld omdat die praktijk nog te vaak doorgaat voor ‘missionaire activiteiten’, waardoor het grondwettelijke bescherming geniet en zelfs gesubsidieerd wordt omdat voorstanders ervan veelal claimen dat de ‘overweldigende meerderheid van gematigde moslims’ ermee gesteund wordem, iets waar onze overheden sinds 9/11 graag in meegaan.
Het rapport is een uiting van zowel de frustratie over het nauwelijks bestaande debat over islamisering van het westen, de contraproductieve politieke aanpak van terreurbestrijding (omdat dat niet het fundamentele probleem is, ‘dawa’ is dat wel) als de halsstarrige weigering van het westen om de islamisten – ook zij die geen geweld (willen) plegen – aan te zien voor wat ze zijn: een bedreiging voor de vrijheid. Ze komt ook met adviezen, in het algemeen is er volgens haar een paradigmaverschuiving nodig, vanuit het paradigma van een militaire ‘war on terror’ naar een concreet en kordaat optreden tegen organisaties die -gefinancierd door Saoedi Arabië, donateurs of westerse overheden zelf – dawa als gemene deler hebben en het vernietigen van onze vrijheid als doel.
Als feministe moet Hirsi Ali, die sinds 2013 Amerikaans staatsburger is, dagelijks door muren heen breken om de urgentie van de problemen met islam over te brengen. Ze heeft niet alleen te maken met veel weerstand uit de moslimgemeenschap maar ook met universiteiten en andere feministen die haar ‘islamofoob’ noemen en proberen te weren uit het debat. In haar online mediaoptredens is ze echter steeds cool en collected, en bijvoorbeeld ook gewoon te zien in een uitzending van FOX news waarin ze nep-feministen op hun plek zet. Maar het is gevaarlijk werk wat ze doet. Deze week werd bijvoorbeeld bekend dat ze haar ‘Hero of Heresy’ tour door Australië moet afzeggen wegens veiligheidsredenen. Des te belangrijker dus om haar werk over het voetlicht te brengen.
De belangrijkste boodschap in ‘De uitdaging van Dawa’ is dat het geen zin meer heeft te ontkennen dat de politieke islam (de islamisten) hun wortels diep in de islamitische doctrine hebben en dat islamisten dat duidelijk gaan maken in drie stappen – 1. het vestigen van een sterke onderlinge religieuze band, 2. de ‘Hijra’ (een stabiele basis leggen in het westen voor hun ideeën en instituties opzetten) en 3. weerstand van westerlingen beantwoorden met de racisme-kaart, verdeling exploiteren en geweld (‘jihad’) gebruiken.
De vraag is volgens Hirsi Ali niet of dawa een plicht van elke moslim is, maar de vraag is hoe de islam van deze plicht kan worden bevrijd en hervormd kan worden, zodat de plicht tot onderwerping van het westen aan islamitische wetten geen weerklank meer vindt bij de -gematigde- moslimgemeenschap in het westen, zoals nu in toenemende mate (via moskeeën, scholen, gevangenissen, buurthuizen, etcetera) gebeurt.
Ze maakt in haar rapport een punt van de woorden die ze gebruikt. Waar politici en media vaak verwarring zaaien over de terminologie, met als strekking -en dooddoener- dat er goede moslims zijn en terroristen, is Hirsi Ali veel duidelijker. Ze legt helder uit dat de woorden ‘islam’, ‘islamisme’ en ‘moslims’ -inderdaad- verschillende concepten zijn. Ze zegt: ‘niet alle moslims zijn islamisten, laat staan gewelddadig, echter alle islamisten -ook zij die gewelddadig zijn- zijn moslims’. Anders gezegd: slechte, kwaadwillende moslims zijn ook moslims, omdat ze zich op alle bronnen van de islam beroepen, en met een beroep op hun geloof wereldwijd moslims aan de politieke islam willen onderwerpen. Bovendien nemen de belangrijkste islamitische autoriteiten geen afstand van het idee dat terroristen geen moslims zouden zijn.
Ze begint haar rapport door haar hoop op Trump te richten: “het is verfrissend en hartverwarmend dat president Trump erkent dat er een ideologische campagne gevoerd moet worden tegen de radicale islam”. Zelf zegt ze verderop dat ze niet houdt van de term radicale islam. Beter is ‘politieke islam’ omdat de islam waar Trump het over heeft ook een juridisch systeem is, een ideologie, en een militaire doctrine. Ze citeert Trump in 2016:
“We must use ideological warfare as well. Just as we won the Cold War, in part, by exposing the evils of communism and the virtues of free markets, so too must we take on the ideology of radical Islam. Our administration will be a friend to all moderate Muslim reformers in the Middle East, and will amplify their voices.”
Met deze toespraak is een paradigmaverschuiving opgetreden, zegt Hirsi Ali, weg van de doctrine van Obama die zich uitsluitend richtte op het geweld dat door ‘extremisten’ werd gepleegd – naar een meer omvattende benadering die de politieke islam (of islamism) als een ideologie en een beweging die onze vrije samenleving bedreigt, wil ondermijnen en verslaan. Die beperkte focus op het islamitisch geweld had het effect dat de opties beperkt bleven tot militaire interventie, elektronisch toezicht, en het strafrechtelijk systeem. Deze aanpak is kostbaar en ineffectief gebleken.
In ‘De uitdaging van dawa’ komt Hirsi Ali er herhaaldelijk op terug dat het benadrukken van Amerikaanse beleidsmakers dat radicalisme “niets met islam te maken heeft” tot veel strategische fouten heeft geleid. Gelukkig, zegt ze, kan -als nieuwe strategie- het groeiend aantal hervormingsgezinde moslims onder Trump wel worden ondersteund. Het andere deel van de strategie die ze voorstelt vereist een confrontatie met de dawa, een term die overigens zijn oorsprong heeft in de tijd dat Mohammed (na een spirituele periode in Mekka) zijn politieke en militaire leer in Medina predikte. Strikt genomen zijn het dus de ‘Medina moslims’ die via de plicht van dawa zowel niet-moslims willen bekeren tot de politieke islam als bestaande moslims politiek islamitische standpunten – met zachte of harde hand – verder willen opdringen. Het uiteindelijke doel van dawa is om de politieke instellingen van een vrije samenleving te vernietigen en ze te vervangen met de regels van de sharia.
De dawa wordt volgens Hirsi Ali nog te vaak beschreven als ‘een roep om islam’: een uitnodiging door moslims aan niet moslims om hun oude geloof af te danken en zich tot de islam te bekeren. Maar het is meer dan missionarissenwerk. Het gaat veel verder. Er zijn drie stadia aan te wijzen: De kleine kring van gelovigen die er alles voor over hebben om moslims in Westerse landen hun wil op te leggen verkondigen zaken als ‘wat betekent het om een moslim in een ander land te zijn’ en ‘hoe op het rechte pad te blijven’. Die dingen worden in de gemeenschap centraal gesteld.
Het tweede stadium is dat de gelovigen zichzelf ook daadwerkelijk als bemiddelaar van goed en kwaad presenteren, en zich als zodanig in instellingen gedragen. Deze instellingen vervangen vervolgens de oude, met als doel nieuwe volgers te werven.
Het derde stadium is het omgaan met ‘weerstand’ vanuit de autochtone bevolking. Het advies aan de moslims is dan steeds: exploiteer de tweedeling binnen de niet-islamtische gemeenschap (oftewel stook het vuurtje van racisme en etnische problemen op), en gebruik geweld om de islamitische beginselen te verdedigen tegen niet-islamitische vijandigheid (oftewel: jihad). Nog specifiekere elementen zijn onder andere: vrouwen aanmoedigen veel kinderen te baren, het marginaliseren van afvalligen en hervormers, misbruik maken van westerse links-progressieve politiek, eigen scholing afdwingen, en de islamisering via ‘hijra’- immigratie naar het Westen, aanmoedigen. Elk doelwit, het onderwijs, het rechtssysteem, het politieke systeem, maar ook individuen en families, zijn instrumenten in de handen van de ‘Medinamoslims’ om de implementatie van sharia tot stand te brengen.
Er zijn ook moslims die het niet zo nauw nemen met de voorschriften (ze drinken alcohol, werken met vrouwen en mannen samen, of doen aan mensenhandel). Voor hen is de dawa vaak een uitkomst. Door zich in te spannen voor de dawa, onder andere door geld te geven, kan hun geweten worden gesust. Dit vergelijkt Hirsi Ali met de praktijken uit de pre-reformatie periode van het Christendom, toen aflaten werden verkocht aan zondaars.
In het rapport noemt Hirsi Ali ook een onderzoek van de Nederlandse AIVD dat de praktijk van dawa (blijkbaar) al langer in het vizier had. De AIVD schrijft in 2004:
“In het bijzonder, dawa georiënteerde radicaal-salafistische organisaties en netwerken in Pakistan, Saoedi-Arabië en de Arabische golfstaten benadrukken sterk de “re-islamisering” van moslim minderheden in het Westen. Hun inspanningen zijn bewust gericht op het aanmoedigen van moslims in het westen om westerlingen de rug toe te keren.”
Ondanks deze kennis zijn Westerse overheden geneigd alleen maar naar de humanitaire motieven van de dawa te kijken, niet naar de subversieve elementen. Jeffrey Bale, een Amerikaanse analist die het fenomeen al decennia bestudeert, stelt vast dat de “geleidelijke, maar evengoed, vasthoudende culturele, sociale en politieke activiteiten van het moslim broederschap, een veel groter gevaar vertegenwoordigen voor het westen dan het gevaar van jihadisten”. Het is dit gevaar dat de Amerikaanse overheid heeft genegeerd door zich uitsluitend te richten op de Osama bin Ladens van deze wereld, zegt Hirsi Ali. Ze beschrijft verder hoe de infrastructuur van de dawa er uit ziet, een duizelingwekkende opsomming van organisaties, geldbedragen en namen. Volgens de CIA is een derde van alle islamitische non-gouvernementele organisaties (NGO’s) bezig met dawa indoctrinatie, waarbij er enorme geldbedragen worden geïnvesteerd, via donaties en geld uit Saoedi Arabië.
Ook de academische literatuur die door beleidsmakers in de Verenigde Staten veel wordt gebruikt schiet nog tekort, zegt Hirsi Ali, hoewel er hoopvolle veranderingen zijn. Mensen zoals John Esposito, Marc Sageman, Hatem Bazian en Karen Armstrong grijpen naar oorzaken als armoede en politieke corruptie als oorzaak voor islamitisch geweld. Deze mensen zijn niet geïnteresseerd in de ideologie van islam maar alleen in individuele gevallen van geweld. De andere groep academici, die steeds belangrijker wordt, ziet een radicale ideologie die afkomstig is uit de islamitische theologie. Dit zijn Michael Cook, Daniel Pipes, (de zojuist genoemde) Jeffrey Bale en David Cook. Zij zeggen dat factoren als armoede en slecht overheidsbeleid weliswaar belangrijk zijn maar dat de onderliggende ideologie serieus genomen moet worden.
De ‘uitdaging van dawa’ moet dus zijn om “de lange mars door de instituties”, zoals die bewandeld werd door de Marxisten in de twintigste eeuw – en nu door de islamisten, te stoppen. Als dat niet gebeurt en de islamisten krijgen de macht, stelt Hirsi Ali, dan wordt de dawa wat in Duitsland de Gleichschaltung (synchronisatie) werd van alle burgerlijke- en overheidsinstellingen in de tijd van het Nationaal-Socialisme. Het grote pijnlijke verschil is dat de dawa zijn wortels heeft in de islamitische religieuze praktijk, en dat de voorstanders van deze missionaire activiteiten daarom een veel grotere bescherming genieten dan de marxisten of fascisten van het verleden aanvankelijk ooit kregen.
Tot slot legt Hirsi Ali helder uit hoe de cultuur van wegkijken in de Verenigde Staten überhaupt is ontstaan. Zonder diagnose immers geen genezing. Een belangrijk moment was na 9/11 toen er achter de schermen een ‘full-blown’ stijd gaande was hoe met het onderwerp islam om te gaan. Uiteindelijk is gekozen voor een ongemakkelijk compromis. Joseph Bosco, oud medewerker van het ministerie van Defensie (2002-2004), zegt dat er destijds werd besloten:
“We bridge the divide by saying that most contemporary Muslims practice their faith peacefully and tolerantly, but a small, radical minority aspires to return to Islam’s harsh seventh century origins.”
Dat compromis was -logischerwijs- niet de hele waarheid. De hele waarheid blijkt zich nu alsnog op te dringen. Ze geeft Europa overigens een compliment. In Europa is de bestrijding van de politieke islam al serieuzer aan de gang. In Frankrijk worden moskeeën gesloten en in november 2016 werden meer dan 190 moskeeën in Duitsland doorzocht. Dezelfde en grotere stappen moeten gezet worden in de Verenigde Staten, zegt ze, waarbij vooral een nieuwe balans gevonden moet worden tussen de bescherming van individuele rechten en nationale veiligheid. Hirsi Ali gelooft desondanks in reformatie van de islam, maar haar geloof in een niet-politieke islam is vooral uit nood geboren. Ze wil geen oorlog voeren tegen spirituele islam en moslims, omdat ze de rechten van moslims niet wil schenden. Maar een alternatief voor politieke islam in het Westen is alleen mogelijk als die hervorming- met steun in plaats van minachting en tegenwerking van autoriteiten – door moslims zelf wordt uitgevoerd. Zij moeten, met andere woorden, ook hun eigen rechten gaan beschermen. Dat is de belangrijkste sleutel tot een oplossing.
Het rapport ‘The Challenge of Dawa, Political Islam as Ideology and Movement and How to Counter it‘, is kosteloos te downloaden via deze weblink van Stanford University.
Dit artikel kon worden geschreven dankzij uw donaties aan Sietske Bergsma. Doneer NU gul voor nóg meer Sietske Bergsma op TPO.nl!