Lees ook deel 1 van deze serie.
De glazen vloer
Laten we even terugkomen op iets wat ik aan het begin van dit artikel heb gezegd: de historische onderdrukking van de vrouw. Omdat degenen die politieke of economische macht bezaten in de geschiedenis bijna allemaal mannen waren, nemen we haast automatisch aan dat de mannen het voor het zeggen hadden. Ditzelfde doen we wanneer we kijken naar ‘de top’ van nu: we zien voornamelijk mannelijke CEO’s, magnaten en presidenten en maken daaruit op dat ‘de mannen’ aan het langste eind trekken. Dit is een drogreden. Het is van hetzelfde niveau als zeggen dat ‘omdat alle koeien zoogdieren zijn alle zoogdieren koeien zijn’. De mannen aan de top (een zeer kleine hoeveelheid mensen) trekken aan het langste eind. Klopt. Maar de rest van de samenleving niet. En de mannen aan de top worden niet gemotiveerd door een behoefte de maatschappij zo te sturen dat mannen in het algemeen er beter van worden. Dit is heel belangrijk om te onthouden, omdat het een impliciete aanname is die we bijna allemaal lijken te maken.
Dan is nu het moment aangebroken waarop ik duidelijk maak waar de titel van de tekst in hemelsnaam op slaat. Om te geloven dat het de mannen zijn die aan het langste eind trekken moeten we namelijk over een enorme groep mannen heen stappen. Loodgieters, vuilnisophalers, buschauffeurs, de gemeentereinigingsdienst, boorplatformarbeiders, zeelui, dienstplichtige militairen (afgezien van Israël), bouwvakkers, productiemedewerkers in de zware industrie, de rioolreinigingsdienst, conducteurs, stratenmakers, de ruim 90% van de mensen die op de werkvloer komen te overlijden. Deze groepen bestaan bijna exclusief uit mannen. Al het smerige, vreugdeloze en gevaarlijke werk wordt voornamelijk door mannen gedaan. Nu zou je zou kunnen zeggen: “Het is hun eigen keuze om dat gevaarlijke en vieze werk te gaan doen”, maar dat geldt dan toch ook voor de vrouwen die geen aanvechting voelen om CEO te worden?
En dat is nog niet alles: de kortere levensverwachting, de overgrote meerderheid van zelfmoorden, onbehandelde schizofrene dak-en thuislozen, gedetineerden, oorlogsveteranen met PTSS en slachtoffers van geweld (ook wanneer we seksueel en huiselijk geweld meetellen); mannen zijn in deze groepen buitenproportioneel vertegenwoordigd. Ze worden voor dezelfde vergrijpen zwaarder gestraft dan vrouwen (in tegenstelling tot de loonkloof is hier wel degelijk een verschil te zien puur op basis van geslacht), plegen vaker zelfmoord en kunnen nauwelijks op hulp of sympathie rekenen wanneer ze het slachtoffer worden van seksueel of huiselijk geweld, terwijl we al vanaf de jaren ‘70 weten dat huiselijk geweld net zo vaak mannen als vrouwen treft.
Dat er aan de top voornamelijk mannen zijn zal ik niet ontkennen, dat is simpelweg een feit. Maar dat de bodem ook bijna totaal door mannen wordt bevolkt kan niet buiten beschouwing blijven wil die redenering enigszins steekhoudend zijn. De mannen op de begane grond, de vuilnismannen, buschauffeurs, loodgieters, stukadoors, bouwvakkers en vrachtwagenchauffeurs, en mannen die zich totaal verstoken van vrouwelijk gezelschap in de diepste kelder van de maatschappij terugvinden, zoals gedetineerden, psychotische daklozen, beschadigde oorlogsveteranen, verslaafden, zelfmoordenaars, slachtoffers van alle vormen van geweld (inclusief huiselijk en oorlogsgeweld): de significante meerderheid bestaat uit mannen. En bij de kwestie van geweld wil ik even stil staan.
Hoewel mannen niet vaker dan vrouwen het slachtoffer worden van seksueel geweld in oorlogsgebieden (in de Congo worden 40% van de vrouwen en 32% van de mannen slachtoffer) trekken de mannen als groep hier wel op een andere manier aan het kortste eind. Er gaat geen cent naar hulp voor deze mannen. Ze zijn zelfs strafbaar wanneer het misbruik door een man is gepleegd (homoseksualiteit is strafbaar) en geld verstrekken voor hulpverlening aan deze slachtoffers is iets dat actief wordt tegengehouden door organisaties als Oxfam, omdat dat geld logischerwijs zou moeten worden gehaald uit het budget voor hulp voor vrouwelijke slachtoffers.
Dat de hoogst verdienende 1% van de maatschappij voornamelijk mannen zijn zegt niets. Het zegt dat het voornamelijk mannen zijn die niet alleen het talent maar ook de ambitie en doorzettingsvermogen hadden om die top te bereiken, door offers te brengen en te zwoegen. En door waarschijnlijk vroeg te overlijden aan een hartinfarct, of hun vermogen te verliezen in een vechtscheiding. En door alleen maar te leven voor het werk. Dit is niet het soort leven dat de meeste mensen het liefste willen.
Het glazen plafond is eigenlijk net zo’n verhaal als de loonkloof. We weten al jaren dat de loonkloof niet is wat we denken dat het is. We weten dat de verschillen tussen de salarissen van vrouwen en mannen het gevolg zijn van persoonlijke keuzes, dat mannen en vrouwen voor hetzelfde werk niet verschillende salarissen ontvangen. Ik herhaal: mannen en vrouwen verdienen voor hetzelfde werk niet een verschillend salaris. De mythe is ook bijzonder eenvoudig te ontkrachten.
De mythe: “Vrouwen verdienen in de westerse wereld 77 procent van het salaris dat een man verdient voor hetzelfde werk.” Zonder die laatste drie woorden is deze zin correct. Maar dat is niet hoe de maatschappij dit verhaal voorgeschoteld krijgt. We krijgen consequent te horen dat vrouwen minder verdienen dan mannen voor hetzelfde werk. De mythe is ongeveer veertig jaar geleden ontstaan: er werd geschat dat het gemiddelde inkomen van de vrouw ongeveer driekwart was van wat de man verdiende. Sindsdien is het getal ’77’ herhaald en geciteerd tot het een feit is geworden. En het is op een bepaalde manier wel een feit.
Als we spreken over inkomensongelijkheid klopt het driekwart-verhaal wel ongeveer. Maar salarisongelijkheid is iets anders. Het betekent verschillende beloningen voor precies hetzelfde werk. Iedere poging om het bestaan van de loonkloof (verschillende beloningen voor hetzelfde werk) wetenschappelijk aan te tonen (door economen, wiskundigen en statistici) leidde tot de conclusie dat het gemiddeld salaris van mannen en vrouwen inderdaad verschilt, maar dat zodra er gecorrigeerd wordt voor hetzelfde aantal uren, dezelfde opleidingsgraad, dezelfde functie en dezelfde leeftijd we hetzelfde salaris krijgen. Het is heel eenvoudig om dit zelf te controleren: voer in Google de zoekopdracht ‘wage gap myth‘ in. Of denk anders even hier over na: welke werkgever zou er binnen een kapitalistisch systeem nu werknemers aannemen die structureel meer betaald krijgen voor hetzelfde werk?
Een van de problemen is misschien dat de term ‘verdienen’ ervoor zorgt dat we stoppen met nadenken. Als ik een vrouw zou zijn en lees dat het terecht is dat ik minder verdien, dan zou ik daar toch wel bijzonder nijdig van worden. Waarom heb ik geen recht op hetzelfde als een man, alleen omdat ik een vrouw ben? ‘Verdienen’ betekent in het Nederlands niet alleen het inkomen dat je hebt gegenereerd, maar ook datgene waarop je recht hebt. In het Engels is het verschil helder: daar kun je een onderscheid maken ‘to deserve’ en ‘to earn‘. Zo kunnen we spreken van een ‘earnings gap‘ in plaats van een ‘wage gap‘. Bij ‘verdienen’ zijn we misschien wat sneller geneigd te denken aan eerlijkheid, en de titel Waarom het terecht is dat mannen meer verdienen dan vrouwen kan klinken alsof vrouwen op minder salaris recht hebben dan mannen. Wat niet zo is, je hebt recht op dat wat je voor jezelf weet te regelen. Vind je dat je meer waard bent? Eis dan meer. Dat is wat die mannen doen die een paar tientjes per maand meer verdienen. Daar staat wel tegenover dat ze de verwachtingen die ze daarmee scheppen waarmaken. Niks is gratis.
Nog een mogelijke reden waarom vrouwen gemiddeld minder inkomen genereren dan mannen is het feit dat ze minder agressief zouden onderhandelen. Heel goed mogelijk. In functies waarin je je eigen salaris mede bepaalt is onderhandelen van belang. En als je wat minder geneigd bent om conflict net uit de weg te gaan, of met de vuist op tafel te slaan omdat je vindt dat je meer waard bent, dan ga je ook wat minder verdienen dan degene die dat wel doet. Maar dat betekent dus wel dat je onder wat minder druk staat; dit gaat niet alleen om geld, ook om wat je kijk op het goede leven is.
Er zijn tientallen redenen voor het bestaan van het verschil in gemiddeld brutoloon, allemaal vanwege gemiddelde verschillen tussen de seksen: geen gevaarlijk werk willen doen, minder overuren willen maken, niet in de regen willen werken, geen smerig werk willen doen, minder uur werken voor een werkgever, minder lang in dienst blijven, tijd bij het gezin belangrijker vinden dan overwerken voor wat extra geld. Dat alles bij elkaar zorgt voor die inkomenskloof. Niet ‘seksisme’.
En laat ik aan dit alles nog iets persoonlijks toevoegen: de schuld alleen leggen bij factoren buiten jezelf vind ik gewoon een beetje te makkelijk. Al die CEO’s, tycoons, miljardairs, presidenten en grootkapitaalhouders zijn voornamelijk mannen. Nou en? Ten eerste zijn het niet allemaal mannen, dus vrouwen zijn wel degelijk welkom in die sfeer. Ten tweede is het een absurd klein aantal mensen vergeleken bij de bodem van de maatschappij. Een bodem die óók bijna exclusief uit mannen bestaat. En ik zou me heel wat liever op die bodem richten.
Wat weten we nu? We weten dat de mythische status van het glazen plafond en de loonkloof niets meer is dan dat: mythisch. Het zijn vermoedens die we hebben, die door onderzoek zijn weerlegd maar desondanks (omdat ze o goed overeenkomen met onze impliciete aannames) toch springlevend blijven. Ze worden ook nauwelijks expliciet uitgedaagd in de media, behalve door personen als NRC-redacteur Marike Stellinga. Maar ook zij gaat wat mij betreft niet ver genoeg. Het glazen plafond bestaat niet, de loonkloof bestaat niet en zelfs als ze wel bestonden, dan nog was de glazen vloer een ernstiger probleem. Ik hoop tenminste dat u met me eens bent dat het verheffen van de onderklasse van groter belang is dan het optimaliseren van de hoogste klasse.
Waar haalt iemand het lef vandaan om, in een meritocratie, naar haar genitaliën te wijzen en te zeggen ‘Dát is de reden waarom ik geen topfunctie heb!’? Ten eerste: dat weet je helemaal niet. Als je zo’n instelling hebt kan ik een stuk plausibelere redenen bedenken waarom je geen CEO bent. Misschien omdat je al je problemen externaliseert? Ten tweede: je wilt helemaal geen CEO worden. Net zoals mensen die graag een boek willen schrijven maar dat niet doen. Die willen geen boek schrijven, die willen iemand zijn die een boek geschreven heeft. Zonder het werk te doen, zonder eindeloos achter dat beeldscherm met te zitten worstelen, zonder relaties kapot te maken omdat je alleen maar aan het werk bent, zonder de domme mazzel te hebben dat het toevallig te zijn geworden.
Niemand komt zomaar ‘aan de top’. En al helemaal niet iemand die klaagt dat de reden dat ze niet aan de top is gekomen haar geslacht is. Wie die schuld buiten zichzelf zoekt is ongeschikt voor ‘de top’. Wie zich aan de top bevindt is gestoord genoeg om honderd uur per week te werken, slaapt maar vier uur per nacht, is altijd bezig, heeft nooit vrij, heeft veel geld, geen sociaal leven, angina pectoris of een maagzweer op zijn veertigste en een all-round kloteleven met krankzinnige druk en verantwoordelijkheden. De meeste mensen beschikken simpelweg niet over de juiste combinatie van intelligentie, ambitie, doorzettingsvermogen, mazzel en narcisme om de top te bereiken.
En dat is prima. Mij lijkt het, eerlijk gezegd, totaal niet de moeite waard.
Dit was het laatste deel van een tweedelige serie. Lees hier deel 1.