In een wilde droom zou elke journalistieke opleiding hun eerstejaars een week, of langer, laten meelopen met schrijver/journalist Ben Judah (1988). Immers, de leidraad van het werk van Judah is dat de ware ‘oppositie’ tegenover de machthebbers niet schuilt in het weerleggen van hun redeneringen of wereldbeeld, maar in het ouderwets de straat opgaan en verslag uitbrengen van wat zich daar afspeelt. Met zijn boek ‘Dit is Londen’ (ondertitel, ‘Leven en dood in een wereldstad’) heeft Judah een soort meesterproef afgelegd in het sociaal-realistische genre. Niet alleen slaagt Judah erin de lezer op meeslepende wijze mee te slepen naar wijken, straten en steegjes in Londen waar je normaal nooit zou komen, hij voegt tevens de daad bij het woord, dat wil zeggen: hij slaapt met de daklozen, zweet met de bouwvakkers, stresst met de cokedealers en lijdt met de kindermeisjes. Kortom, Ben Judah doet alles waar eerstejaars studenten journalistiek, die dromen van een prestigieuze kantoorbaan, liever bij vandaan blijven: zich wentelen in het vuil van de straat en de armoede.
Of het een bewuste strategie van Judah is geweest weet ik niet, maar als je zijn schitterende ‘Dit is Londen’ na 422 pagina’s dichtklapt lijkt het wel of Londen alleen nog een boven- en benedenverdieping heeft. Bovenin zitten de bankiers, de IT-tycoons en de overige oligarchen. En beneden zit een steeds groter wordende zwerm immigranten die bereid is alles aan te pakken; zo nodig voor een habbekrats poep wegveegt, kinderkots afneemt, schoenen poetst en potjes kookt voor degenen, niet zelden Russen, die permanent in een zenuwslopend gevecht zijn verwikkeld met vijandige bedrijven, ministeries en etnische stammen, om het beheer van een gaspijplijn of een reeks fabrieken. Door in te zoomen op de extreme rijkdom en de extreme armoede, en de verhalen alleen daar op te halen, ontstaat er een hallucinerend beeld van ongestructureerde paniek, die niet exclusief aan Londen te koppelen is, maar aan elke wereldstad die zich staande probeert te houden in het globaliserende kapitalisme van de 21-ste eeuw. Niet voor niets heeft Judah benadrukt dat hij met ‘Dit is Londen’ een soort plattegrond heeft getekend van de nietsontziende maatschappij waarnaar we met zijn allen op weg zijn. Het boek zou dan ook een nuttig kerstcadeau zijn voor alle politici die dagelijks de loftrompet opsteken over de vrije markt, de globalisering en de vooruitgang. Ik zeg niet dat ze bij het lezen van Judah’s meesterproef acuut van hun geloof zullen vallen, maar hun loftrompet zal er allicht wat zachter en meer bedachtzaam door gaan klinken.
Wie zich bereid toont de treurniswekkende ellende van de onderklasse in ‘Dit is Londen’ tot zich door te laten dringen, is geneigd te denken dat het een wonder is dat Islamitische Staat niet veel grotere legers weet te rekruteren om met primitieve wapens aanslagen te plegen. De ‘onzichtbare hand’ waarmee mensen, met al hun verwachtingen en dromen, harteloos óf naar de kelders óf naar het penthouse van de stedelijke economie worden verwezen, lijkt een perfect recept voor geweld en terrorisme. Toch waakt Judah in een interview met Vrij Nederland voor al te sombere conclusies: ‘Ik wilde het alledaagse leven beschrijven en extremisme maakt daar geen deel van uit. Ik ben geen extremisten tegengekomen, net zomin als angst voor radicalisering.’
De beschavingsmachine die ‘wereldstad’ heet, is dus (nog) niet dood, aldus Judah. Maar wie zijn ‘Dit is Londen leest’ krijgt wel een adembenemend kijkje in de op de loer liggende ziektekiemen.