Er schijnt een meerderheid voor te zijn in de Tweede Kamer om Nederlandse bedrijven door middel van een reeks aan wettelijke maatregelen te beschermen tegen een vijandelijke overname. Eén van die maatregelen betreft een jaar bedenktijd na zo’n vijandelijk bod. Aanleiding hiervoor is onder andere de beoogde overname van Unilever door buitenlandse investeerders.
Premier Rutte noemde Unilever “een trots en belangrijk bedrijf”. Minister Dijsselbloem van Financiën kwam al met een pleidooi voor een ‘beschermingsmuur’ rond het bedrijf. Hij sprak over “aasgieren en hyena’s” die het bedrijf zouden willen kaalvreten. Om zijn woorden kracht bij te zetten lanceerde hij een idee om een overheidscommissie naar Amerikaans model te introduceren. Die zou buitenlandse pogingen om Nederlandse bedrijven over te nemen moeten toetsen. Centraal moet daarbij volgens hem staan dat de overname het Nederlands belang dient.
Zo wordt een bedrijf dat onder andere bekend staat om Hellmann’s mayonaise, Magnum Ice, Dove soap en wasmiddelen die allang niet meer in Nederland worden gemaakt opeens gebombardeerd tot Neerlands trots in bange dagen. Een bedrijf met wereldwijd 175.000 werknemers, van wie er tegenwoordig nog maar 3000 in Nederland werken en dat volgens alle experts zijn echte hoofdkantoor allang naar Londen heeft verplaatst, moet hoe dan ook beschermd worden.
Bij Unilever vinden ze het uiteraard een geweldig plan. Paul Polman, sinds 2009 CEO bij Unilever, zei in de Financial Times dat niet langer de belangen van aandeelhouders centraal moeten staan, maar die van de bredere kring van ‘belanghebbenden’ – niet de ‘shareholders’ maar de ‘stakeholders’ dus, om het op zijn Brits te zeggen. Jeroen van der Veer (oud Shell-topman en president commissaris van Philips en ING), die heeft mee geholpen de maatregelen op te stellen, zei in het Radio 1 Journaal dat commissarissen naar alle belangen moeten kijken en niet alleen naar die van de aandeelhouders.
Het klinkt fantastisch, maar wie zijn in de praktijk nu precies die stakeholders? Zijn dat de vrouwelijke werknemers van het bedrijf in Kenia die stelselmatig geconfronteerd worden met seksuele intimidatie – praktijken die de Unilever-directie al even stelselmatig onder het tapijt veegde? Zijn het de bedrijven in India en Zuid-Afrika die als een slag bij heldere hemel niet tweemaal, maar zelfs driemaal zoveel aan royaltybetalingen moesten overmaken naar Unilever voor het gebruik van hun merknamen? Het gaat daarbij bepaald niet om kleine bedragen: een Zuid-Afrikaanse leverancier kreeg zonder enige vorm van overleg te horen dat de royalty’s waren verhoogd van drie procent naar negen procent – van zijn bruto omzet. Is dit dus waar we aan moeten denken als Dijsselbloem het heeft over een beschermingsmuur dat het Nederlandse belang moet dienen?
Polman wil het uiteraard niet over deze ‘good governance’ praktijken van Unilever hebben. En ook niet over het feit dat het Unileveraandeel vorig jaar ondermaats presteerde. Zo benedenmaats dat de Wall Street Journal zich in een artikel afvroeg wat er nu precies bij Unilever misgaat. Want laten we wel wezen: trotse en belangrijke bedrijven die niet ondermaats presteren komen niet gauw in aanmerking voor vijandige overnamepogingen.
Ik hou van Nederland en ik zit ook op de bank te springen als Ajax, na twee zinderende wedstrijden, de finale van de Europa League bereikt. Ik geloof ook zonder meer dat bepaalde cruciale sectoren van buitenlandse overnames moeten worden uitgesloten: op het gebied van veiligheid, of misschien ook wel op het terrein van onze infrastructuur (Schiphol in Russische handen? Liever niet.) Maar de Tweede Kamer zou zich niet zonder meer moeten lenen voor wat feitelijk een verkapte vorm van vriendjespolitiek is en daarmee tot een ongezond staaltje van protectionisme leidt. En dit onder de noemer om Neerlands glorie. Dat moeten we echt niet willen.