Wijkagenten maken zich zorgen over de gebrekkige aanpak van de georganiseerde misdaad. Volgens de agenten moet er een te lang traject worden afgelegd voordat actie wordt ondernomen. Politiemensen kunnen daardoor vaak weinig doen met lokale informatie over criminelen. Het gevolg: riante criminele kansen en nauwelijks of geen steun voor (wijk-)agenten die georganiseerde misdaad intern agenderen. “Er is stevige interne kritiek op de informatie over misdaad en op de politieprestaties bij het optreden tegen georganiseerde misdaad.”
Dat blijkt uit een studie van de politieacademie, in opdracht van de Nationale Politie. (Rapport in pdf.) Volgens de onderzoekers moeten in elk basisteam tenminste tien politiemensen aangewezen worden die zich permanent bezighouden met onder meer opsporing van de georganiseerde misdaad.
De resultaten van het onderzoek:
– 72 procent van de ondervraagde politiemedewerkers ziet volgens het onderzoek dat in zijn of haar werkgebied ‘veel criminelen te weinig aangepakt worden’. Onder wijkagenten ligt dit percentage zelfs nog wat hoger: 77 procent.
– 81 procent vindt dat er in het werkgebied veel meer tijd en middelen beschikbaar zouden moeten zijn voor opsporingsonderzoeken naar (georganiseerde) misdaad. Onder wijkagenten is dit 87 procent.
– 71 procent heeft sterke behoefte aan meer inzet van rechercheurs om de (georganiseerde) misdaad in zijn of haar wijk aan te pakken.
– 54 procent meent dat de politie géén basisvoorziening is die voldoende aanwezig en actief is. Slechts 19 procent vindt dat dit wél het geval is.
– 65 procent vindt dat politiemensen te weinig worden getraind om de vaardigheden voor het optreden in risicovolle situaties op peil te houden.
– 47 procent vindt dat uitvoerende politiemensen te vaak twijfelen over geweldgebruik.
– 48 procent vindt toegenomen afstand tot burgers een bron van ongenoegen.
– 40 procent vindt dat de politie bij incidenten niet in staat is om snel én adequaat te reageren.
In totaal zijn meer dan 1100 medewerkers ondervraagd uit voornamelijk de basisteams Rotterdam Delfshaven, Sneek en De Kempen.
Anp/TPO