Oost-Duitsland is ‘kwetsbaarder voor extreemrechts’ blijkt uit onderzoek van het Duitse Göttinger Institut, dat namens de overheid uitgebreid onderzoek deed. Vooral in Dresden is de aanwezigheid van extreem-rechts treffend, zegt de studie. De conclusies kregen veel aandacht in de Duitse media gisteren.
Het rechts-extreme gedachtegoed kan zich volgens de studie juist in Oost-Duitsland makkelijker doorzetten. Iris Gleicke (SPD) concludeert uit het onderzoek dat extreemrechts bevorderd wordt door specifieke regionale factoren, die in Oost-Duitsland sterker aanwezig zijn, maar eigenlijk overal in Duitsland de kop op steken. In de studie wordt rechts-extremisme eveneens aan populisme gekoppeld, waarbij ‘rigide denken’, ‘terugverlangen naar de DDR-tijd’ en de ‘afwijzing van anti-fascistische activiteiten en algehele antipathie tegen links’ belangrijke gedeelde kenmerken zijn.
Tot zulke factoren behoren ook de ‘zelfoverschatting van het zelf, het Saksische, Oost-Duitse gevoel’ en de de ‘door de vluchtelingencrisis waargenomen toename van vreemdelingen’, zegt de studie.
De onderzoekers vinden het opvallend dat het anti-Amerikaanse ressentiment en het wantrouwen jegens ‘het Westen’ in de regio Dresden bijzonder wijd verspreid is. De gevoelsmatige binding met Rusland en de afwijzing van het Amerikaanse imperialisme zijn in het gebied van Dresden historisch gegroeid en blijkbaar nog ongekend sterk.
De onderzoekers van het ‘Göttinger Institut voor de bevordering van democratie’ zien de wortels van dergelijke sentimenten in de eerste plaats in de ervaringen uit de DDR-tijd: “De socialisatie in een hoofdzakelijk gesloten samenleving als de DDR kan als factor niet worden overschat”.
“Etnocentrische wereldbeelden, die worden uitgedragen door moderne rechts-extremisten zijn ook ook in oudere studies teruggevonden, omdat de migratiepolitiek van de DDR op precies zulke etnocentrische principes was gebaseerd. Namelijk: vriendschap tussen volken, ja, maar alle migranten moeten als gasten worden beschouwd.”