Je moet wel een gepantserd ijskonijn zijn om de roman ‘Cocaïne’ van Aleksandr Skorobogatov (1963) in één ruk uit te lezen. Ik ben dat ijskonijn niet, dus heb ik er ruim twee weken over gedaan om de 297 pagina’s van ‘Cocaïne’ tot me te nemen. Over elk onderdeel van deze roman (titel, plot, stijl, betekenis) zou je met gemak een verhandeling, en mogelijk zelfs een proefschrift, kunnen schrijven. Hoe dan ook, wordt al snel duidelijk dat de ik-figuur (de schrijver zelf?) in een surreële wereld rond dwaalt, op duistere gronden in onderling zwak verbonden scènes verzeild raakt en dat je als lezer bereid moet zijn eigen verlangens en zekerheden te laten varen, ten einde de ik-figuur op zijn barre tocht te kunnen volgen. De enige zekerheden die ik na het dichtslaan van dit boek heb kunnen ontdekken, is dat de roman gaat over een verloren geliefde, genaamd Nadezjda, over de al of niet onmenselijke wetten van het literaire bedrijf en over de wereld van roem en geld die achter dat literaire bedrijf schuilgaat. Omdat de schrijver Russisch is, zal het u niet verbazen dat geen van deze thema’s luchthartig wordt benaderd, maar eerder, zoals in dit geval, in hun meest monsterlijke gedaante tentoon worden gesteld. Vooral de frequentie waarmee in lichamen wordt geprikt of gesneden en er vlees in de rondte vliegt, of hardhandig in andere lichamen wordt gepropt, valt op. Alsof de werkelijkheid met messen, scalpels, lepels en injectienaalden bewerkt moet worden om enigszins gelijke tred te houden met de wilde fantasie van de hoofdpersoon.
Alles wat ik hierboven heb genoteerd, zou een reden kunnen zijn om dit boek na enkele pagina’s dicht te slaan, de afstandsbediening te grijpen en naar een spannende serie op Netflix te gaan kijken. Dat deze recensent dat niet gedaan heeft, zelfs niet heeft overwogen, pleit voor de haast onzichtbare coherentie die de auteur, in deze zelf gecreëerde chaos, heeft weten aan te brengen (of tegen mijn beroepsethiek om ingewikkelde boeken niet meteen walgend terzijde te leggen). Behalve de mooie en kwetsbare Nadezjda, die om de zoveel tijd in de roman terugkeert (en waarvan je, samen met de hoofdpersoon, droomt dat het tussen hen weer ‘goed’ komt) is er nog een dragend personage in deze roman, namelijk ene ‘Kurt’, die als lid van het Nobelprijscomité overal en nergens opduikt, beurtelings als engel en als monster, als crimineel en als slachtoffer, als ultiem gewetenloos en ultiem gewetensvol. Het zit namelijk zo: de schrijvende hoofdpersoon heeft in zijn fantasie of daadwerkelijk (dat blijft de vraag) de Nobelprijs voor literatuur gewonnen en reist uit dien hoofde af naar de Zweedse hoofdstad Stockholm, alwaar een groot deel van de handelingen zich afspeelt. En de hoofdpersoon geacht wordt de prijs in ontvangst te nemen en een speech te houden. Dat hij bij het schrijven van die speech niet veel verder komt dan de aanhef ‘Damen en heren…’ toont aan dat ‘Cocaïne’ op zijn tijd ook bijzonder grappig is.
Al met al heb ik me geen moment verveeld in deze absurdistische draaimolen. En kan ik elke avontuurlijke lezer deze roman dan ook van harte aanbevelen. De enige echte afknapper vond ik het nawoord, en dan vooral de eerste zin daarvan.
“Cocaïne is een roman die door te spelen met genres, met fictie en werkelijkheid, logica en absurdisme, het burleske en het tragische, de fundamentele incompatibiliteit tussen maatschappij en kunstenaar weergeeft…”
Alsof de uitgever, dan wel de auteur, je de duizelingen niet gunt die het boek heeft opgewekt en je onmiddellijk een leslokaal in trekt om de uitleg van je eigen roes in te peperen. Doodzonde.
PS: Blijven er vragen over bij deze recensie (wat logisch zou zijn), hier, hier en hier lees je andere recensies over dit boek