In ‘Voor de verre prinses’ aanbidt Chrétien Breukers zijn oogappel via andermans gedichten

22-06-2017 20:01

Tegenwoordig zal de zin ‘poëzie speelt een cruciale rol in mijn leven’ bijna zeker meer opgetrokken wenkbrauwen veroorzaken dan de zin ‘Mark Rutte speelt een cruciale rol in mijn leven’. Bekende Nederlanders, zoals Mark Rutte er nu eenmaal een is (en wat voor één!), komt sowieso het eigenaardige voorrecht toe om zaken die voorheen onzichtbaar leken opeens van een onomstotelijk bestaansrecht te voorzien. Sinds Freek de Jonge voor de Groningers in de bres springt, lijkt de dramatiek van hun gescheurde huizen opeens in ernst en zwaarte toegenomen, en wel zodanig dat politici plotseling vinden dat er in die provincie iets te halen valt (prestige), ook al betekent het in concreto: uitgekafferd worden door boze gedupeerden.

Hugo Borst en de mensonterende toestanden in verzorgingshuizen

Hetzelfde geldt voor Hugo Borst en de mensonterende toestanden in verzorgingshuizen. Eerst was het geklaag uit een sector die riekt naar urine; na de bemoeienis van Borst stond ineens het Nationale Beschavingspeil ter discussie.  In dit licht bezien, is de zin ‘Mark Rutte speelt een cruciale rol in mijn leven’ dus helemaal niet zo vreemd. Minder vreemd in ieder geval dan ‘poëzie speelt een cruciale rol in mijn leven’. Want wat krijgt poëzie tegenwoordig nog gedaan, behalve het netjes aan de gang houden van poëziejury’s? Ziehier de potentiële woestijn waarin Chretien Breukers’ boekje ‘Voor de verre prinses’  terecht zal  komen, waaruit hoe dan ook blijkt dat poëzie een belangrijke (zo niet cruciale) rol heeft gespeeld in zijn liefdesleven. En dan vooral in het gedeelte van zijn liefdesleven waarin de vrouw die hij onder meer ‘Mooiste Maandagaangekleedste’, ‘Blooskoningin’, ‘Vlinderslag’, ‘Maanfontein’, ‘Leesbeest’, ‘Bezitster van het mooiste sleutelbeen ter wereld’ en ‘Adembenemende ogenvijver’ noemt een hoofdrol speelt. U raadt het al, gezien zijn woordenschat, de schrijver van dit werkje is zelf ook dichter.

Een positieve insteek

Op verzoek van de aanbedene geeft Breukers zichzelf in ‘Voor de verre prinses’ de opdracht haar brieven te gaan schrijven over zijn favoriete, Nederlandstalige gedichten. Een positieve insteek, zeg maar (het lijkt DWDD wel). Dus geen academische pogingen te achterhalen naar wat er ‘nu eigenlijk staat’ of het gedicht in te metselen als een ‘artefact’ dat de geur van lijk verspreidt, maar een warmbloedig enthousiasmeren van de geliefde om levenslustig Nederlandse poëzie op te pakken, voor zover dat bij Nederlandse poëzie überhaupt mogelijk is. Deze opdracht is aan de begenadigde causeur, die Breukers tenslotte is, goed besteed. In een verslavend parlando leidt ‘de Breuk’ ons langs zijn favoriete poëmen. Hans Faverey, Paul Snoek, Gerrit Achterberg, Adriaan Roland Holst, de diverse dichtervorsten komen voorbij zonder dat volledigheid, of de suggestie daarvan, wordt nagestreefd. Het is Breukers’ geheel particuliere keuze, immers. En mede daarom spat de intense liefde van de pagina’s. Dat die liefde voor de aanbedene en de geselecteerde poëzie in deze brieven door elkaar loopt, voelt niet als een bezwaar. Integendeel. Grosso modo stelt Breukers aan vrouwen en poëzie soortgelijke eisen, en daar is het nodige voor te zeggen. Op pagina 19 is de vervlechting tussen vrouwspersoon en gedicht nagenoeg compleet, zie de volgende passage: ‘Ik wist niet of ik de code had, waarmee ik je helemaal kon begrijpen, maar dat was helemaal nergens voor nodig. Je was bij me en we waren in een gesprek verwikkeld dat voor geen enkele hindernis, of wat dan ook, stopte.’

Onvermijdelijke weemoed

Het is moeilijk niet een tikje weemoedig te worden tijdens de lezing van ‘Voor de verre prinses’. Niemand is onvervangbaar, maar de manier waarop Breukers zijn favoriete gedichten aait en in de watten legt, in combinatie met zijn rijke ervaring in de poëziewereld van de afgelopen dertig jaar, levert een kleinood op dat vrijwel niemand anders had kunnen schrijven. Voor je het weet bestaat de Nederlandse poëzie alleen nog uit een nimmer versagende lopende band met keurig in elkaar gepuzzelde gedichtenbundels, aan het eind waarvan een academicus klaar staat met een goedkeuringsstempel. ‘Voor de verre prinses’ herinnert ons eraan dat poëzie baat heeft bij de soms redeloze dan wel sentimentele dweepzucht van een liefhebber als Breukers.

Een poëzie zonder (kloppend) liefdeshart is een overleden poëzie.

 
Helaas: deze aanbieding is verlopen, maar probeer deze boeken eens