Het Openbaar Ministerie (OM) heeft vrijdag tijdens een besloten zitting het gerechtshof in Arnhem gevraagd te bewilligen in zijn verzoek af te zien van verdere vervolging van voormalig topambtenaar Joris Demmink. Uit het, in opdracht van het hof, uitgevoerde onderzoek concludeert het OM dat er geen redelijk vermoeden bestaat dat Demmink zich in de jaren 1995-1997 heeft schuldig gemaakt aan de verkrachtingen waar twee – destijds – minderjarige Turkse jongens aangifte van deden. Dat meldt het OM in een communiqué. Het OM deed vorig jaar hetzelfde verzoek bij de Haagse rechtbank.
Aan Turkije zijn meerdere rechtshulpverzoeken gedaan, waaronder het verzoek om de door het Hof genoemde getuigen te horen. Twee van deze getuigen zijn de aangevers. De rechter-commissaris en de officier van justitie zijn in 2014 en 2015 ook meerdere keren zelf naar Turkije geweest om de rechtshulpverzoeken toe te lichten en kracht bij te zetten. Alle inspanningen van de Nederlands autoriteiten ten spijt konden de onderzoekshandelingen in Turkije niet worden uitgevoerd. De Turkse autoriteiten hebben laten weten geen uitvoering te geven aan de rechtshulpverzoeken van het OM en de rechter-commissaris. Turkije heeft aangegeven dat de Turkse wetgeving daaraan in de weg staat.
Toch is volgens het OM ‘al het noodzakelijke onderzoek diepgaand en uitputtend uitgevoerd’. “Er is minutieus onderzoek gedaan door de Rijksrecherche en door de rechter-commissaris. De uitkomst van deze onderzoeken kan, in de visie van het OM, tot geen andere conclusie leiden dan dat er geen redelijk vermoeden van schuld is voor Demminks betrokkenheid bij de beweerdelijke verkrachtingen van de twee jongens.”