Dit tekstje las ik vandaag op Twitter. De moeder van een leerling in vwo 4 stuurde het de wereld in. Het zijn vragen uit een toets van de methode BuiteNLand van de bekende uitgever Noordhoff, voor het vak aardrijkskunde. Hoewel al lang van school, herinner ik me de naam Noordhoff nog even goed als de Bruynzeel-bureautjes in het klaslokaal. Wolters-Noordhoff, heette de uitgeverij toen nog. Al op de basisschool ploegden we de boeken door en leerden we over löss, leem, dorsvlegels en combines. Coevorden en Roodeschool moesten we kunnen aanwijzen op blinde kaarten. Op die stevige basiskennis bouwden we op de middelbare school voort. We leerden Omsk te onderscheiden van Tomsk, maakten kennis met het fenomeen ‘groeikern’ (Zoetermeer! Purmerend!), leerden over warme en koude Golfstromen en over de Klimaatclassificatie van Köppen, waarvan alleen de types Csa (mediterraan) en Cfc (gematigd zeeklimaat) me zijn bijgebleven. Coevorden kan ik nog steeds blind aanwijzen, al ben ik er nog steeds niet geweest.
Terug naar dat tekstje.
Om te beginnen: wie wordt hier aangesproken? Leerlingen van vwo4. Het zijn kinderen die tot de intelligentste groep behoren. Vijftien, zestien jaar zijn ze, jonge mensen die in feite vlak voor hun eindexamen staan. Daarna moeten ze de basiskennis op zak hebben waarmee de overheid ze de wereld instuurt. Hoe worden ze aangesproken? Met woorden als ‘bofferd’, en een uitdrukking als ‘knijp je hem’. De woordkeuze verraadt dat de auteur iemand van een zekere leeftijd is. ‘Bofferd’, dat zeiden tantes tegen je toen je een jaar of zes was, wanneer je voor je verjaardag een Lego-doos had gekregen of een dagje naar de Efteling was geweest met je klas. ‘Hem knijpen’ is onvervalst bargoens, een uitdrukking die alleen nog ironisch door Kees van Kooten wordt gebruikt als hij herinneringen ophaalt aan de jaren vijftig, in één zucht met plusfours (‘drollenvangers’) en de Pontiac van Wim van Est. Dan de inhoud. Er is sprake van lekkere massages, uit je dak gaan met DJ Tiësto op fullmoonparty’s en tsunami’s. Onderwerpen van deze tijd, die cognitief dissoneren met het kinderlijke en archaïsche taalgebruik. Van die drie onderwerpen heeft alleen de tsunami iets te maken met aardrijkskunde. De rest volstrekt niets. Ook hier probeert de auteur krampachtig ‘aan te sluiten op de belevingswereld van jongeren’.
Wanneer is dat eigenlijk begonnen? De klimaatclassificatie, Omsk, Tomsk en de groeikernen; geen ervan sloot aan op onze ‘belevingswereld’. Die vraag was ook helemaal niet aan de orde. Het waren feiten, systemen, plaatsen en verschijnselen buiten jou. Je leerde ze en onthield er hopelijk iets van. Het was saai, maar bemoeienis met onze belevingswereld bleef ons bespaard. Infantiel taalgebruik ook. Er werd gestreefd naar volwassenheid en ook dat sprak zo vanzelf dat het nooit benoemd werd. Dat had een groot voordeel. Je groeide niet op met idee dat dingen er alleen toe deden als ze in jouw leven pasten en daarmee dat de wereld in zekere zin om jou draaide.
Interessant is ook het hedonistische wereldbeeld dat hier wordt geschetst. Uit je dak gaan, massages – zonder happy end, een omissie die in de volgende druk ongetwijfeld hersteld zal worden – en op Phuket overwinterende senioren.
Het hedonisme is mainstream geworden en wordt onderwezen in schoolboeken. We missen nog tips voor drugsgebruik (‘een boeddha op je pilletje zegt niks, dus pas op’). Het lijkt niet bij de auteur op te komen dat jonge mensen ook interesses zouden kunnen hebben in andere dingen dan uit je dak gaan met een pilletje op, laat staan dat hij het opvoedkundige besef lijkt te bezitten om ze daarmee in contact te brengen. De sporen van onze eeuwenlange aanwezigheid in Indonesië bijvoorbeeld, of de tempels van Angkor Wat. Ouderwets gedacht, natuurlijk. De westerse mens van nu is een hedonist pur sang en behoort dat ook te zijn, is de impliciete moraal. Een consument en een efficiënte, plooibare productiekracht zonder al te veel geestelijke bagage. Want zie: als de onderwijshervormers hun zin krijgen wordt het vak geschiedenis afgeschaft. Overigens is het de vraag hoe leuk die fullmoonparty’s nog zijn als ze inmiddels zijn doorgedrongen tot de schoolboeken van Noordhoff. Aardrijkskundeboeken nog wel.
De leraar aardrijkskunde was even spreekwoordelijk onhip als de leraar Duits. Een lichtelijk wereldvreemde man met een baard en sandalen, dat was ongeveer het beeld. Een inmiddels verouderd beeld, vast. Maar waar moet je al jongere heen als zelfs de leraar aardrijkskunde begint over fullmoonparty’s? Op een ‘kokosnoteneiland’. Het is net de Donald Duck.
Het tekstje is zo stompzinnig, zo neerbuigend, zo beledigend voor de intelligentie en belangstelling van jonge mensen en eigenlijk zo schadelijk, dat het bijna grappig is. Natuurlijk, het is maar een fragment. Maar wel zo’n veelzeggend fragment dat het interessant wordt om eens te onderzoeken wat er verder zoal in deze aardrijkskundemethode staat. En in de overige schoolboeken waarmee de jeugd wordt opgeleid tot volwassen, kritische burgers. Verder duiken er met enige regelmaat berichten op in de media van sterk politiek gekleurde teksten in lesmateriaal en examens. Met vragen als ‘leg uit waarom de EU een zegen is’ of ‘waarom is Geert Wilders een racist?’ Thierry Baudet sneed het onderwerp onlangs aan in de Kamer en hij heeft gelijk. Het is weer tijd om in de schoolboeken te duiken.