Hoewel zogenaamde Social Justice Warriors claimen voor de onderdrukte medemens op te komen, stellen zij zich niet zelden intolerant of zelfs gewelddadig op. In deze bijdrage laat ik aan de hand van het debat over gender zien, dat het diversiteitsdiscours een inherente gewelddadigheid kent.
In de theorievorming over genderdiversiteit is de Amerikaanse filosofe Judith Butler een van de meest invloedrijke stemmen. Zij heeft een interessante positie in het debat en problematiseert het denken over emancipatie van seksuele identiteiten. Butler heeft zo haar bedenkingen bij die emancipatieagenda. Emancipatie betekent dat er een identiteit moet worden geformuleerd van groepen die nog niet voldoende worden bediend in het gangbare politieke vertoog of nog niet worden erkend voor de wet. Butler neemt hier geen genoegen mee. Achter elke erkende identiteit, schuilen weer andere identiteiten die uitgesloten worden.
Een sprekend voorbeeld hiervan is, mijns inziens, de snelle opeenvolging van termen die deze representatie markeren: Enkele jaren geleden was Holebi in zwang, daarna LHBT, LHBTI en er zullen er ongetwijfeld nog vele volgen. In plaats van steeds maar weer identiteiten te benoemen en te erkennen, wil zij juist het idee van erkenning zelf ontmaskeren. Elke classificatie in termen van geslacht, gender en seksuele gerichtheid is slechts een herhaling van zetten. Het wil dezelfde rechten die reeds gelden voor de heteroseksuele burger, ook aan anderen doen toekomen en zij worden op deze manier in een structuur getrokken die de dominantie van deze laatste groep veronderstelt.
Het is gemakkelijk van hieruit de filosofische vooronderstellingen van Butlers denken aan te wijzen. Geheel volgens de postmoderne orthodoxie zijn classificeren, onderscheiden, erkennen en ook het logische denken zelf vormen van onderdrukking. Butler noemt dit de heteroseksuele matrix. Tot in de grammatica en de wetenschap wordt gepoogd de werkelijkheid te duiden in een binair schema van mannelijk en vrouwelijk. Haar doel is deze heteroseksuele matrix te deconstrueren. Dat is een filosofisch eufimisme voor: Destroy the system. De revolutionaire wil om elke orde in twijfel te trekken wordt door de genderideologen als een noodzakelijk tegengeweld ervaren. De westerse cultuur is immers het slachtoffer van een ‘opgedrongen heteroseksualiteit’. Hier ontstaat een vorm van cognitieve dissonantie. Want hoezeer ook in onze tijd de sociale druk van standaard rolpatronen en seksuele gedragingen is weggegevallen, toch kunnen de meeste mensen prima uit de voeten met het onderscheid van man en vrouw, ze voelen zich in meerderheid heteroseksueel en leven in gezinsverband.
Op dit punt is de theorie immuun voor de kritiek. Juist het uitblijven van het bevrijdende effect toont immers aan hoezeer de de heteroseksuele matrix is opgedrongen, en hoe diep zij is geïnternaliseerd. Het zal dan ook geen verbazing wekken dat de leer van de opgedrongen heteroseksualiteit een mythische oorsprong heeft. Als leerling van Freud neemt Butler een oertoestand aan waarin mensen seksueel ongedifferentieerd leefden. Met de vadermoord deed genderonderdrukking (het incesttaboe en het taboe op homoseksualiteit) haar intrede. Butlers theorie is een poging de diep ingrijpende consequenties van deze freudiaanse zondeval ongedaan te maken. Homoseksualiteit en genderdiversiteit zijn vormen van melancholie naar deze oertoestand. Deze quasiwetenschappelijke theorie, die – zoals Peter Sloterdijk het al onnavolgbaar formuleerde – het geestesleven poogt ‘terug te voeren tot de auto-erotiek en haar pathogene afsplitsingen’ vormt de grondslag van de genderideologie, die zelf niet ter discussie staat.
De heteroseksuele matrix werkt als een dogma, vergelijkbaar met de christelijke leer van de erfzonde. Onze beleving van geslachtelijkheid en seksualiteit zijn fundamenteel aangetast en dat vraagt om een permanente strijd die elke status quo omver moet werpen in naam van een grotere diversiteit. Voor het homohuwelijk kan Butler dan ook niet erg enthousiast worden. Wat is het homohuwelijk anders dan een wettelijke staat waartoe nu ook koppels van gelijk geslacht toegang krijgen? Dit vergroot alleen maar het bereik van het huwelijk als instituut. Het accepteert dat sommige vormen van samenleven wel, en andere niet door de staat erkend worden. Butler wil juist het instituut van het huwelijk als zodanig teniet doen. Enerzijds is Butler dus gematigder dan andere genderactivisten; zij streeft niet naar wettelijke erkenning. Anderzijds is zij radicaler, omdat zij het politieke doel heeft het juridische en institutionele karakter van geslacht, huwelijk en familie te ondermijnen.
Het is op dit punt dat het debat over gender in onze tijd de agenda bepaalt. Voor genderactivisten is wettelijke erkenning wel degelijk inzet van de strijd. Het gaat er niet alleen om onterechte discriminatie aan te pakken. Wetten kunnen burgers ook dwingen tot erkenning en tot bepaald gedrag. De Canadese hoogleraar in de psychologie Jordan Peterson werd hiermee onlangs geconfronteerd. Hij werd aangeklaagd door enkele studenten van de Universiteit van Toronto die zich beriepen op de Canadese wet C-16, van de Canadian Human Rights Act die discriminatie op grond van ‘gender identity’en ‘gender expression’ verbiedt. De studenten eisten op grond hiervan dat zij zelf de genderidentiteit mogen bepalen waarmee zij worden aangesproken. Peterson weigerde om met alle mogelijke genders rekening te houden en studenten aan te spreken met zhe, zen of welk neologisme zij ook maar verkozen. Peterson zocht de publiciteit en groeide in korte tijd uit tot een absolute hit op Youtube en andere social media.
Peterson betoogt dat de strijd tegen discriminatie op grond van geslacht of seksuele geaardheid omslaat in gewetensdwang. Zodra het begrip gender juridisch wordt gedefinieerd als een continuüm met eindeloos veel variaties, kunnen steeds meer mensen zich gediscrimineerd voelen of aanspraak maken op erkenning. Peterson is van mening dat dit de eisen van diversiteit en inclusiviteit op gespannen voet staan met wetenschappelijke en levensbeschouwelijke vrijheid. Of het nu om redenen is van wetenschappelijke helderheid , uit religieuze of ethische overwegingen; de overtuiging dat er een significant onderscheid is tussen mannen en vrouwen die nooit los te maken is van een biologische sekse zal als discriminerend kunnen worden ervaren.
Vanuit Butlers bespiegelingen bezien is Petersons verontrustheid niet vergezocht. Het gaat de SJW’s immers niet om gelijkheid tussen man en vrouw, maar om het onderscheid tussen de seksen als zodanig op te heffen. Men vraagt geen erkenning van homoseksuelen, maar beweert dat het onzinnig is tussen homo- en heteroseksualiteit te onderscheiden. Geen gelijkheid voor de wet, maar de afschaffing van de wet. Er is geen distinctie, of Butler en haar geestverwanten zullen die bestrijden. Terwijl de intolerantie van de ‘opgedrongen heteroseksualiteit’ als vanzelfsprekend wordt voorgesteld, blijft het gewelddadig potentieel van de genderideologie vrijwel onbesproken.
Het taalgebruik dat door postmoderne sociaal wetenschappers wordt gebruikt is doordesemd met begrippen als ondermijning, deconstructie en verzet. Wanneer de onbewezen aanname dat traditionele onderscheidingen opgedrongen en onderdrukkend zijn, juridisch richtinggevend wordt, is het niet denkbeeldig dat de overheid en de rechtspraak zich steeds vaker gedwongen zien deze onderdrukking tegen te gaan. Het onderwijs in genderdiversiteit, het ontslag van weigerambtenaren en de genderneutrale toiletten zijn slechts het begin van wat we aan regelgeving kunnen verwachten als mensen van dit onrecht bevrijd moeten worden.