Het is zondagochtend half negen. Dit is de start van de journalistenreis van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) naar Israël en de Westbank. Uw verslaggever is een van de 21 deelnemers. We moeten op tijd zijn want we vliegen met El Al: de Israëlische luchtvaartmaatschappij die de reputatie heeft heel veilig te zijn. Je merkt dit vooral doordat je langer moet wachten vanwege extra veiligheidsprocedures. El Al blijkt in dit opzicht ontzettend veilig. Een hoek van de vertrekhal is er speciaal voor gereserveerd.
Het CIDI had het al aangekondigd: bij het inchecken vindt er een extra controle plaats door middel van een gesprek. Dat betekent vooral een extra rij, want controle is het eigenlijk niet. Het is vooral gebabbel. De vrouw wil weten wat ik in Israël ga doen, waar ik ga overnachten en wie ik ga spreken. Het is niet de bedoeling dat we zeggen dat we ook naar de bezette gebieden gaan, want dat kan alleen maar discussie opleveren. Dit laat precies de essentie zien: de antwoorden zijn meestal niet controleerbaar en dus is het gesprek eigenlijk een groot toneelstukje.
Het gesprek gaat nog even verder. Of ik weleens in het Midden Oosten ben geweest. Nee. Dan begint de vrouw landen op te dreunen uit Noord Afrika. Ben ik ook nog niet geweest. Heb ik iets bij me wat als wapen zou kunnen dienen? Een scheermes. Wie heeft mijn tas ingepakt? Ikzelf. Heb ik sindsdien toezicht gehouden op mijn tas? Ja. Heeft iemand me iets gegeven op de luchthaven? Nee. Op zichzelf niet hele vreemde vragen, maar als ik iets kwaads in de zin heb ga ik dat deze mevrouw natuurlijk niet aan haar neus hangen.
Alleen een allochtone deelnemer krijgt een speciale behandeling. Hij staat aanzienlijk langer bij de desk dan de rest. Zouden zijn antwoorden wél te controleren zijn, vraag je je af. Ook is het niet duidelijk wat de status van deze gesprekjes is. Is het mogelijk dat je niet mee mag omdat je de verkeerde antwoorden hebt gegeven? Als ik uit mijn duim zou zuigen dat ik mijn vrienden van Hamas ga bezoeken, is dat dan een reden om me op Schiphol te laten staan? En is daar dan een wettelijke basis voor? Mag ik weigeren? Het CIDI lijkt ervan uit te gaan dat je uiteindelijk altijd mee mag.
Pas een dag later leren we waarom deze gesprekjes bestaan: Israël is geobsedeerd door veiligheid. We zitten een ochtend lang bij INSS, het Institute for National Security Studies, wat ons wordt geïntroduceerd als een soort Israëlische versie van Clingendael. Aan het woord komen wetenschappers over de veiligheidssituatie in de regio en de vele bedreigingen waar Israël mee te maken heeft. Meir Elran is senior onderzoeker bij INSS en verwelkomt ons met de mededeling dat we het oneens mogen zijn met de analyse die hij gaat geven. Echte wetenschap dus.
INSS. #HipIsrael pic.twitter.com/enQrQDEOWo
— Chris is erbij (@ChrisIsErbij) 3 juli 2017
Veiligheid, zo vertelt Elran, is in Israël een van de belangrijkste aspecten van het leven. Israël is voor velen een droom die is uitgekomen, tegen enorme weerstand in. Niet alleen Arabieren, maar ook vele Europeanen en zelfs sommige Joden accepteren het bestaan van Israël niet. Conflict is hier een continu probleem. Met de buurlanden van Israël is er alleen vrede met Jordanië en Egypte. De inwoners van die landen zien dat overigens totaal anders dan hun regeringen. Met Syrië en Libanon is al helemaal geen vrede. En dan is er nog de kwestie met de Palestijnen.
Elran zegt dat er sinds het ontstaan van Israël dertien militaire conflicten zijn geweest. Er vindt dus globaal elke vijf jaar een conflict plaats. Soms groot, soms klein. Dit is exclusief de terreurdreiging. Voorbeelden zijn de Onafhankelijkheidsoorlog die één procent van de Israëliërs het leven kostte, de Eerste Golfoorlog toen Saddam Hoessein Scud-raketten op Israël afvuurde en drie verschillende conflicten met Hamas. Israël investeert dan ook enorm in veiligheid: dit is al snel het viervoudige van een gemiddeld Europees land.
Sluimerende conflicten hebben een enorme impact op het dagelijks leven, vandaag en in de toekomst, denkt Elran. Men praat bij wijze van spreken al over de volgende oorlog, want men weet dat die er vroeg of laat komt. De continue dreiging heeft enorme invloed op de mentaliteit en de manier van denken. Het is een uitdaging om in dit land gewoon te blijven functioneren. Elran denkt dat dat vrij goed lukt. Israël is volgens hem spreekwoordelijk ‘een villa in de jungle’. Elran zegt dat we mogen betwijfelen of Israël een villa is, maar het land ligt zeker middenin de jungle.
Israël is een sociaal-politiek experiment, denkt Elran, die het label “optimistisch” op het land plakt. Dat is te zien aan het feit dat er gemiddeld twee tot drie kinderen per gezin worden geboren. “Dat zie je in Europa niet”, houdt hij ons voor. Israël is optimistisch ondanks het feit dat het land doorlopend in staat van oorlog kan raken en met een enorme terreurdreiging te maken heeft. Later tijdens de reis horen we een spreker zeggen dat de EU duidelijk niet gewend is aan terreur: in vergelijking met Israël is terreur in de EU een peulenschil.
Zo leren we al op de eerste dag een essentieel kenmerk van het leven in Israël: met veiligheid mag je niet spotten. Het CIDI waarschuwt vooraf dat we op allerlei plekken wellicht onze tas moeten laten zien, al gebeurt dat uiteindelijk niet. Iedere spreker heeft in het leger gezeten want iedereen zat in Israël in het leger. Als je naar de Klaagmuur wilt moet je door een detectiepoortje. Op Ben Gurion Airport wordt je paspoort vier keer bekeken en word je persoonlijk over je motieven doorgezaagd. Ook bij vertrek moeten we weer in de rij staan om te vertellen dat we zelf onze tas hebben ingepakt.
Op het strand van Tel Aviv lopen zoveel gespierde mannen rond dat ik meteen begrijp waarom deze stad populair is bij homo’s. Een bierbuik kunnen de Israëli’s bij de volgende oorlog niet gebruiken.
Chris Aalberts ging begin juli met het CIDI naar Israël en de Westbank. Deze reis werd grotendeels betaald door het CIDI. U heeft kritiek op deze reis? Die is bij uw verslaggever al bekend.