Een mooi gebouw is het Israëlisch parlement niet. Van een afstand lijkt de Knesset dichtgespijkerd met beige panelen, maar dat blijkt als we voor het gebouw staan de kleur van de stenen te zijn. De Knesset is net als alle andere gebouwen in Jeruzalem beige. Zowel binnen als buiten doet het gebouw plomp aan in een ruwe jaren zestig stijl zoals je die in Nederland bij betonnen kolossen van universiteiten en bij voormalige V&D’s aantreft. Het enige verschil is dat bij de Knesset een aanzienlijke hoeveelheid marmer is verwerkt.
Voorzijde. #HipIsrael pic.twitter.com/i9ZvQBnOt3
— Chris is erbij (@ChrisIsErbij) 4 juli 2017
Het vierkante gebouw is omgeven door een hoog hek en allerlei beveiligingspersoneel. Het plein voor het gebouw is geheel ommuurd en de publieke tribune is van de plenaire zaal afgescheiden middels kogelwerend glas. De journalisten die met het CIDI door Israël reizen zijn na anderhalve dag zo goed op de hoogte van de nationale veiligheidsobsessie dat ze menen dat zelfs een laptop de Knesset niet in mag. Een detectiepoortje blijkt hier echter net als in Nederland voldoende om toch met laptop binnen te komen.
Knesset. #HipIsrael pic.twitter.com/ODAlneWIha
— Chris is erbij (@ChrisIsErbij) 4 juli 2017
We worden naar een vergaderzaaltje gedirigeerd. Hier hangen collages met foto’s van staatshoofden die de Knesset hebben toegesproken. Met enig zoekwerk is ook een oude foto van Koningin Beatrix te vinden. We spreken met twee parlementariërs: Yaakov Perry van de partij Yesh Atid ofwel “Er is een toekomst”. Dit is de vijfde partij in de Knesset. Vervolgens spreken we Amir Ohana van Likoed, de grootste partij waar ook premier Netanyahu lid van is.
Bij deze door het CIDI betaalde reis komt meteen de vraag op of deze parlementariërs alle stromingen binnen de Knesset goed afdekken. Deze vraag is moeilijk, want de politieke versnippering is in Israël enorm. Religieuze groepen hebben allemaal hun eigen partij wat leidt tot negentien partijen waarvan er maar zes meer dan tien zetels hebben. Om het overzichtelijker te maken zijn er wat samenwerkingsverbanden, maar dan zijn er nog steeds tien fracties op 120 zetels. Ook in Israël discussieert men inmiddels over een kiesdrempel. Of al deze partijen inhoudelijk echt van elkaar verschillen komt deze ochtend niet aan de orde, maar de kans dat dat zo is lijkt klein.
Yaakov Perry werkte lang bij de geheime dienst en later in het bedrijfsleven. Hij noemt het een foutje dat hij de politiek inging. Hij was al eens minister. Hij refereert direct aan het belangrijkste politieke thema: veiligheid. Je weet nooit of iemand op het idee komt Israël aan te vallen. Veel omliggende landen zijn volgens Perry nog maar nauwelijks staten te noemen en er zijn zeventien relevante terroristische organisaties actief. Hezbollah is nu weliswaar druk in Syrië en Hamas is niet goed voorbereid op een oorlog, maar vroeg of laat zullen ze weer in actie komen.
Israël wordt rechtser en dat maakt de kans op een opleving van het vredesproces kleiner, denkt Perry. Israël kan kritiek van mensenrechtenclubs steeds minder goed verdragen. Perry bekritiseert zelf de uitspraken van het Europees Parlement over Israël. Veel Europarlementariërs zijn volgens hem nog nooit in Israël geweest. Perry vindt dat terreurbestrijding een gezamenlijk doel van Israël en de EU zou moeten zijn. Een deelnemer zegt dat de nederzettingen een groot kritiekpunt zijn. Perry wijst op de toezeggingen die Israël op dat punt deed bij eerdere onderhandelingen. Die zijn mislukt.
De tweede parlementariër die we spreken is Amir Ohana. Hij is het eerste openlijk homoseksuele rechtse Knesset-lid. Hij voert binnen de Likud een club van homo’s en andere seksuele minderheden aan. Hoewel dit een gespreksonderwerp zou kunnen zijn, is het dat niet. Ohana zit in de defensiecommissie en dus praat ook hij alleen over het conflict met de Palestijnen. Dit is binnen Israël “het grootste politieke conflict” en we leren dat de begrippen links en rechts vooral op veiligheid en defensie betrekking hebben. Links is softer dan rechts.
Ohana praat op doordringende toon om ons op dit punt te overtuigen. Wij moeten begrijpen dat de veiligheid van Israël permanent onder druk staat. Arabieren vinden dat Israël niet mag bestaan en Hamas – de club die Gaza bestiert – praat nog steeds over het doden van Joden. In de Palestijnse lesboeken staat dat alleen Palestina bestaat en Israël niet. Dan is een compromis niet haalbaar. In het onderwijs zouden Palestijnse kinderen niet moeten leren Israëli’s te haten, vindt Ohana. Vrede zal nog lang gaan duren, maar hij hoopt dat zijn kinderen het nog mee gaan maken.
Ohana zegt letterlijk: “Het zogenaamde vredesproces brengt ons alleen maar geweld en bloed.” De oplossing ligt volgens hem naast onderwijs in economische ontwikkeling. Die is er al, want Israëli’s en Palestijnen werken in sommige bedrijven al samen. Zo komt Ohana op de BDS-beweging, die Israëlische producten wil boycotten om af te dwingen dat Israël de bezette gebieden verlaat en de Palestijnen beter gaat behandelen. Volgens Ohana worden juist de bedrijven waar Israëli’s en Palestijnen samenwerken door zo’n boycot geraakt.
Zo leren we niet alleen dat het Israëlische parlement verdeeld is over de oplossing van het conflict met de Palestijnen, maar vooral dat buitenlandse inmenging ertoe doet. De BDS-beweging is hier gehaat omdat die juist het tegenovergestelde zou bereiken van wat ze beoogt: vrede met de Palestijnen. Maar opmerkelijker is de importantie die het Europees Parlement krijgt toegeschreven. In veel EU-landen halen mensen hun schouders op over wat Europarlementariërs zeggen, maar hier hebben uitspraken uit Brussel en Straatsburg opeens een opmerkelijke zwaarte.
Buitenlandse bemoeienis wordt hier in de Knesset dus zeker gehoord, maar of deze ook echt serieus wordt genomen, is iets heel anders. Het beleid lijkt er geen millimeter door te veranderen.
Chris Aalberts ging begin juli met het CIDI naar Israël en de Westbank. Deze reis werd grotendeels betaald door het CIDI. U heeft kritiek op deze reis? Die is bij uw verslaggever al bekend. De hele serie vindt u hier.